Ingediend | 28 juli 2016 |
---|---|
Beantwoord | 25 augustus 2016 (na 28 dagen) |
Indiener | Harry van Bommel |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z15028.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3323.html |
Ja
Het kabinetsstandpunt zoals verwoord in mijn Kamerbrief van 21 juli 2016 betreffende «reactie op verzoek van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Europese Zaken om een brief over de situatie in Turkije» alsmede het verslag van een schriftelijk overleg van 23 juli 2016 betreffende «de reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Turkije» geldt als het kader waarbinnen het kabinet de ontwikkelingen in Turkije waarneemt en duidt.
Het kabinet vindt het van het grootste belang dat de Turkse autoriteiten diegenen die beschuldigd worden van betrokkenheid bij de coup behandelen binnen de kaders van rechtsstatelijkheid en transparantie. De zorgen om de situatie van gevangenen in Turkije zoals gemeld door betrokken organisaties acht zij dan ook reëel. Ik heb dit onder andere besproken met de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, die 3 en 4 augustus een bezoek bracht aan Ankara. Daar heeft hij de breedgedeelde zorgen over de rechtsstaat en mensenrechten in de reactie op de couppoging namens de 47 lidstaten van de Raad van Europa indringend overgebracht.
Voorts heeft het kabinet in Raad van Europa-verband een oproep gedaan aan het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) om een bezoek te brengen aan Turkije. Het kabinet wijst erop dat het CPT onafhankelijk besluit over haar activiteiten en geen uitspraken doet over welke landen ze zal bezoeken. Het CPT heeft ons laten weten de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen.
Nederland heeft er in contacten met Turkije eveneens op aangedrongen een bezoek van het CPT positief te ontvangen. Dit signaal zal ik ook met collega’s bespreken wanneer het Comité van Ministers van de Raad van Europa op 7 september bijeenkomt. Over de uitkomsten van deze bijeenkomst zal ik u informeren.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.