Ingediend | 12 juli 2016 |
---|---|
Beantwoord | 14 september 2016 (na 64 dagen) |
Indiener | Mona Keijzer (CDA) |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z14705.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3514.html |
Ja.
Ja.
Op basis van contact met de gemeente Katwijk is gebleken dat zij van mening is dat, gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake de gemeente Aa en Hunze2, zij inhoudelijk een correct beleid voeren ten aanzien van de huishoudelijke verzorging. Het beleid behoeft volgens de gemeente alleen aanpassing ten aanzien van een procedureel aspect; de hoogte van de bijdrage die verschuldigd is voor een algemene voorziening dient te zijn vastgelegd in de verordening en kan niet worden gedelegeerd aan het college. In Katwijk was deze bevoegdheid wel gedelegeerd aan het college. Dit is inmiddels gecorrigeerd door het aanpassen van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Katwijk 2015 (hierna: verordening).
Deze aanpassing die de gemeente Katwijk heeft doorgevoerd in haar beleid is in overeenstemming met hetgeen de CRvB in haar uitspraak heeft bepaald. Echter, dat is niet het enig van belang zijnde punt voor het beleid van de gemeente Katwijk. De CRvB bepaalt in deze uitspraak daarnaast ook dat een eventuele korting op de bijdrage aan de algemene voorziening in de verordening dient te zijn bepaald. Verder bepaalt de CRvB dat de bijdrage voor een algemene voorziening niet inkomensafhankelijk mag zijn en onderzocht dient te worden of voor de betrokkene de algemene voorziening ook financieel haalbaar is. Tot slot bepaalt de CRvB, verwijzend naar haar uitspraken inzake de gemeente Utrecht3 dat het voeren van een gestructureerd huishouden als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 mede de zorg voor het schoon en op orde houden van het huishouden omvat, alsmede de zorg voor het kunnen beschikken over schoon beddengoed en schone kleding.
Artikel 12, vijfde lid, van de verordening van de gemeente Katwijk bepaalt dat de eigen bijdrage voor de algemene voorziening «schoon en leefbaar huis» € 21,– per uur bedraagt. Wanneer deze algemene voorziening door een burger niet betaald kan worden, omdat zij een inkomen op of rond het voor hen geldende bijstandsniveau en geen relevant vermogen heeft, is er een financiële regeling getroffen. Om voor deze regeling in aanmerking te komen dient de burger een aanvraag in te dienen voor bijzondere bijstand. Om daarvoor in aanmerking te komen vindt er een beoordeling op basis van het inkomen en vermogen plaats en wordt er vastgesteld hoeveel uur huishoudelijke hulp noodzakelijk is voor een schoon en leefbaar huis. Naast de inzet van bijzondere bijstand, kunnen cliënten een aanvraag doen voor een bijdrage in de kosten op basis van een gemeentelijke huishoudelijke hulp toelage. Ook deze kortingsregeling is niet vastgelegd in de verordening.
Een dergelijk beleid sluit niet aan bij de letter en geest van de Wmo 2015, welke door de CRvB is bekrachtigd in haar uitspraken met een verwijzing naar de parlementaire geschiedenis. Artikel 2.1.4 Wmo 2015 bepaalt immers dat bij verordening kan worden bepaald dat een cliënt een bijdrage in de kosten is verschuldigd, de hoogte van deze bijdrage in de verordening moet worden vastgelegd en een eventuele korting op deze bijdrage ook in de verordening dient te worden opgenomen. Als gevolg van de gemeentelijk financiële regeling, wordt de financiële haalbaarheid van de algemene voorziening buiten de Wmo 2015 geplaatst, evenals de verstrekking van de huishoudelijke hulp aan burgers die in aanmerking komen voor deze bijzondere bijstand. Met dit beleid wordt materieel bewerkstelligd dat de bijdrage voor de algemene voorziening «schoon en leefbaar huis» inkomens- en vermogensafhankelijk is.
Met alleen het aanpassen van de verordening op punt van het opnemen van een bijdrage van € 21,– in de verordening heeft de gemeente Katwijk onvoldoende opvolging gegeven aan de uitspraak van de CRvB. Ik heb het college van B en W van de gemeente Katwijk daarom, conform de spelregels van het interbestuurlijk toezicht, schriftelijk verzocht mij op korte termijn te informeren over de wijze waarop de gemeente beleid en uitvoering in lijn brengt met de Wmo 2015, met inachtneming van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep.
Op basis van contact met de Adviesraad Sociaal Domein en de gemeente Katwijk stel ik vast dat partijen elkaar vooralsnog niet kunnen vinden in een gedeelde interpretatie van de Wmo 2015. Voor de inwoners en cliënten van Katwijk vind ik het een goede zaak wanneer beide partijen weer om tafel gaan en zich gezamenlijk inzetten voor een goede uitvoering van de Wmo 2015.
Het is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over het functioneren van gemeenteraden. Wel is het van groot belang dat gemeenteraden adequaat invulling geven aan de bij regelgeving toegekende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Op basis van de informatie van de gemeente Katwijk stel ik vast dat de gemeenteraad met betrokkenheid voor zijn inwoners en cliënten zijn rol en verantwoordelijkheid voor de Wmo 2015 vervult. Tegelijkertijd stel ik vast dat het huidige beleid op het punt van de eigen bijdrage niet voldoet aan de Wmo 2015. Hierover heb ik daarom het college van B en W van Katwijk aangeschreven. Het is vervolgens aan het college om in overleg met de gemeenteraad tot nadere voorstellen te komen en mij hierover te informeren.
Ik heb mij door de gemeente Katwijk naar aanleiding van de door u gestelde vragen uitgebreid laten informeren over het gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan. De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.3.2 voor dat een gemeente een onderzoek dient in te stellen op basis van een melding van een cliënt. Dit onderzoek bestaat onder andere uit het onderzoeken van de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt, de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of andere personen uit het sociale netwerk de zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorzien in de behoefte aan beschermd wonen of opvang. Ook dient het college daarbij de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijke nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of participatie. Op basis van dit onderzoek beslist het college, nadat een aanvraag door de cliënt is ingediend, tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening.
In haar uitspraken kent de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB), geheel in lijn met de Wmo 2015, een groot belang toe aan het doen van dit onderzoek. Het uitvoeren van een onderzoek vormt de basis voor het leveren van voldoende maatwerk. In dit onderzoek worden immers alle van belang zijnde feiten en omstandigheden van het individuele geval meegewogen, zodat een eventuele toekenning van een maatwerkvoorziening is afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de betrokken ingezetene.
De verordening van de gemeente Katwijk bepaalt in artikel 5 dat op basis van een melding een gesprek plaatsvindt tussen het college en degene door of namens wie de melding is gedaan. Hiermee handelt de gemeente Katwijk richting cliënten die zich melden met de behoefte aan ondersteuning in overeenstemming met de Wmo 2015.
De invoering van de Wmo 2015 is aanleiding geweest voor de gemeente Katwijk om de cliënten op verschillende momenten te informeren over de veranderingen die hen te wachten stond. Vanaf september 2014 zijn burgers in de gemeente Katwijk geïnformeerd over de op hand zijnde veranderingen. Op 20 november 2014 is een beschikking uitgegaan aan de cliënten die het betrof, met de mededeling dat de huishoudelijke hulp zou worden omgevormd naar een algemene voorziening per 1 juli 2015 en dat tot die tijd een overgangsregeling zou worden getroffen. Vervolgens zijn deze cliënten met een brief van 3 februari 2015 geïnformeerd over de mogelijkheden van financiële ondersteuning wanneer zij de algemene voorziening «schoon en leefbaar huis» niet kunnen betalen. Deze cliënten hebben een besluit ontvangen op 31 maart 2015 waarin aan hen de huishoudelijke hulp toelage is toegekend en waarbij een aanvraagformulier voor de bijzondere bijstand was gevoegd. De gemeente Katwijk heeft gedurende deze periode gewezen op de mogelijkheid van het stellen van vragen, waarbij vanaf 2015 ook expliciet de optie van een persoonlijk gesprek en of een huisbezoek is geboden.
Dat de gemeente Katwijk met de invoering van de Wmo 2015 er niet voor gekozen heeft alle cliënten apart uit te nodigen voor een onderzoek, zoals weergegeven in artikel 2.3.2, is een bewuste keuze van de gemeente geweest. Dit onderzoek is, buiten de algemene eis van een goede voorbereiding op een besluit (op grond van de Algemene wet bestuursrecht) strikt juridisch genomen in de Wmo 2015 niet voorgeschreven voor het aanpassen van een voorziening als gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving. De gemeente Katwijk heeft de keuze gemaakt om alleen met mensen te spreken die zich hebben gemeld bij de gemeente. Het heeft mijn voorkeur als gemeenten, gelet op de omvang van de verandering van het gemeentelijk beleid, de keuze maken om alle cliënten actief te benaderen. Ik wijs hierbij op mijn brief aan uw Kamer van november 2014.4
Zie antwoord vraag 6.
Zie antwoord vraag 6.
Zie antwoord vraag 6.
Het gemeentebestuur is door mij op grond van artikel 2.6.8 van de Wmo 2015 bij brief geïnformeerd over de juridische kanttekeningen bij het huidige gemeentelijke beleid en de te beperkte opvolging van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Ik verwacht op korte termijn te horen van het gemeentebestuur op welke wijze zij het gemeentelijk beleid in lijn brengt met de Wmo 2015 en de uitspraken die de Centrale Raad heeft gedaan over huishoudelijke hulp op 18 mei 2016.
De vragen van het Kamerlid Keijzer (CDA) over het aftreden van de voltallige Adviesraad Sociaal Domein van de gemeente Katwijk (2016Z14705) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden hiervan is de noodzakelijke afstemming die als gevolg van de zomervakantie meer doorlooptijd vergt. Ik zal u de beantwoording zo spoedig mogelijk doen toekomen.