Ingediend | 7 juli 2016 |
---|---|
Beantwoord | 27 september 2016 (na 82 dagen) |
Indiener | Vera Bergkamp (D66) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z14236.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-43.html |
Ja.
Verschijnselen als huwelijkse gevangenschap vormen een beperking voor mensen om over hun fundamentele rechten en vrijheden te kunnen beschikken en zijn daarom een schending van de mensenrechten. Ieder individu zou zich vrij en veilig moeten voelen om te kunnen trouwen met wie hij of zij wil maar ook om te kunnen scheiden wanneer hij of zij wil. Ik verafschuw dat er in Nederland gevallen zijn van huwelijkse gevangenschap.
De genoemde cijfers in het artikel «Vrouw in het nadeel bij religieuze scheiding», komen uit het onderzoek «Zo zijn we niet getrouwd» dat in opdracht van mijn ministerie in 2014 is uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut, in samenwerking met Universiteit Maastricht en Femmes for Freedom2. Er zijn geen cijfers bekend voor recentere jaren.
Het kabinet maakt zich sterk voor een samenleving waarin mensen gelijke rechten hebben, elkaars rechten respecteren en waarin zowel mannen als vrouwen zich ontwikkelen en zichzelf kunnen zijn. Ook echtscheiding is een recht dat zowel mannen als vrouwen hebben, dus is voor huwelijkse gevangenschap geen plek in onze samenleving. De realiteit is echter dat huwelijkse gevangenschap wel voorkomt.
Huwelijkse gevangenschap kent drie verschijningsvormen, waarbij de aard van de relatie een onderscheidende factor is. In dit geval zijn het a) huwelijkse gevangenschap binnen een relatie, b) huwelijkse gevangenschap bij een verbroken relatie vanwege beperkingen bij het ontbinden van een religieus of buitenlands huwelijk en c) huwelijkse gevangenschap bij een verbroken relatie vanwege onvoldoende kennis, hulpverlening of financiële middelen3.
Situaties van huwelijkse gevangenschap zijn daarom divers en soms complex, vooral als oorzaken en/of gevolgen in het buitenland liggen. Vrouwen hebben vaak minder echtscheidingsmogelijkheden, bijvoorbeeld omdat de religieuze of nationale wetgeving dit zo bepaalt.
Soms is zelfs onduidelijk waar en hoe het huwelijk ontbonden kan worden, bijvoorbeeld als de (religieuze) autoriteit ontbreekt. Vaak speelt een combinatie van factoren een rol. Zo durven vrouwen die slachtoffer zijn (geweest) van partnergeweld niet altijd een religieuze scheiding aan te vragen, omdat zij bang zijn dat de situatie escaleert of dat dit leidt tot eerwraak. Daarnaast kan er aanleiding zijn voor ruzie over gezag over de kinderen of dreigende kinderontvoering. Andere obstakels zijn bijvoorbeeld een problematische relatie met het land van herkomst (vluchtelingen), of beperkte financiële middelen en weinig connecties in het buitenland om de echtscheiding te kunnen regelen. In veel gevallen werkt de (ex-)partner niet mee en treitert en/of chanteert hij zijn (ex-)vrouw; gekrenkte trots speelt hierbij regelmatig een rol.4
Vanwege de complexiteit van het probleem, en het feit dat uit het onderzoek van Verwey-Jonker Instituut is gebleken dat de omvang van huwelijkse gevangenschap alleen op basis van schattingen bepaald kan worden, kies ik er voor om geen nieuw onderzoek te doen naar de omvang, maar in te zetten op preventie.
De effectiviteit van interventies is lastig vast te stellen bij een preventieve aanpak van de problemen. De preventieve aanpak is met name gericht op de rol die gemeenschappen zelf kunnen spelen in het realiseren van een mentaliteitsverandering door onderwerpen in de eigen kring te agenderen en bespreekbaar te maken. Deze aanpak is opgenomen in het Actieplan Zelfbeschikking5.
Het actieplan Zelfbeschikking wordt geëvalueerd om de effectiviteit van het beleid zo goed mogelijk te kunnen volgen, en zo nodig bij te stellen. Dit evaluatieonderzoek wordt uitgevoerd met een nulmeting, tussenmeting en eindmeting. De onderzoekers zetten daarvoor verschillende methodieken in – zoals literatuurstudie, diepte-interviews, enquêtes, focusgroepen en het bezoeken van bijeenkomsten – en zullen zich in het onderzoek zowel focussen op het beleids- en uitvoeringsniveau als op de resultaten en effecten bij de doelgroep.
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft aangegeven dat hij in de uitgestelde GIA voortgangsrapportage, die voorafgaand aan het AO Geweld in afhankelijkheidsrelaties van 12 oktober 2016 aan uw Kamer wordt verzonden, zal ingaan op deze vragen.
Dit vraagstuk doet zich met name voor in de relatie met landen die niet tot de Europese Unie horen, omdat de erkenning van echtscheidingen tussen de Unielanden gereguleerd wordt via de Brussel IIbis-verordening. Ik ben bereid in mijn contacten met derde landen en in daartoe geëigende gremia, zoals de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, aandacht te vragen voor het belang van de erkenning van in Nederland uitgesproken echtscheidingen. Hierbij zij wel opgemerkt dat derde landen, op grond van hun volkenrechtelijke soevereiniteit en afhankelijk van eventuele verdragen waarbij zij zijn aangesloten, in vergaande mate vrij zijn om te bepalen of zij een in het buitenland uitgesproken echtscheiding al dan niet erkennen.
Nederland eerbiedigt de lokale rechtsorde van een ander land. Nederland kan de verplichting van gelijke behandeling zoals onder andere vastgelegd in het VN-Vrouwensverdrag niet opleggen aan andere staten. Daarnaast mag Nederland niet interveniëren in de rechtsgang van een ander land. Voor juridische bijstand in het buitenland bij conflicten in de familiesfeer dienen personen altijd een lokale advocaat in de arm nemen. De lokale autoriteiten beschouwen deze personen (vaak bipatride burgers met ook de nationaliteit van het land waar het conflict zich afspeelt) als eigen onderdanen die in hun eigen land een rechtszaak zijn gestart met als doel een uitspraak te krijgen conform het lokale recht. De ambassade brengt – als daar door deze Nederlanders om wordt verzocht en de situatie daar ook om vraagt – dit soort zaken onder de aandacht van de relevante autoriteiten.