Ingediend | 30 juni 2016 |
---|---|
Beantwoord | 16 augustus 2016 (na 47 dagen) |
Indieners | Sadet Karabulut , Renske Leijten |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z13497.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3238.html |
Mantelzorg is vaak geen bewuste keuze; het overkomt je en komt voort uit een intrinsieke motivatie om te zorgen voor een naaste. Het verzorgen van een naaste staat bij een mantelzorger op de eerste plaats, los van financiële motieven. Ik vind het belangrijk dat mantelzorgers voldoende worden ondersteund om deze zorg en ondersteuning vol te kunnen blijven houden. Met de invoering van de Wmo2015 is de positie van de mantelzorger versterkt.2 Het is aan de gemeente om de mantelzorger te betrekken in het voorgeschreven onderzoek. Bij het onderzoek naar de kenmerken van de zorgvrager en diens situatie en de vraag of en zo ja, welke ondersteuning geboden dient te worden, worden ook de (financiële) mogelijkheden van de cliënt en diens mantelzorger(s) betrokken.
Het kan zeker zo zijn dat het verlenen van mantelzorg nadelige financiële consequenties heeft; dit speelt met name ook in situaties waarin mensen besluiten om minder te gaan werken.
Hoe groot de financiële consequenties voor mantelzorgers zijn is niet met zekerheid te zeggen en sterk afhankelijk van de situatie. Ik stel vast dat het Nibud onderzoek uit 2014 – waar het bericht meer dan de helft van de mantelzorgers financiële problemen heeft mede op gebaseerd is – vraagt om relativering. De berekeningen in dit onderzoek zijn gebaseerd op een mix van verschillende kosten die niet altijd (volledig) zijn toe te schrijven aan het verlenen van mantelzorg. Ook is een deel van de berekeningen gebaseerd op veronderstellingen die niet geheel juist zijn. In mijn voortgangsbrief informele zorg van 11 november 20143 ben ik uitgebreid ingegaan op de kanttekeningen die bij het onderzoek geplaatst moeten worden.
Zie antwoord vraag 1.
Er is voor en na de invoering van de Wmo2015 veel aandacht besteed aan communicatie over veranderingen in de zorg. Met de invoering van de Wmo2015 is de positie van de mantelzorger versterkt.5 Bij het gesprek over de zorgvraag gaat de aandacht ook naar de mantelzorger(s). Gemeenten geven elk op hun eigen manier invulling aan het informeren van hun mantelzorgers. Op landelijk niveau is er bijvoorbeeld de website regelhulp.nl, een nuttige wegwijzer voor iedereen die zorg en ondersteuning nodig heeft. Om mantelzorgers te ondersteunen ontvangt Mezzo een instellingssubsidie. Mezzo kent bijvoorbeeld de mantelzorglijn en heeft recent het «Financieel zakboekje 2016 – Vol tips en weetjes» gemaakt.
Ik heb geen aanwijzingen dat het vermoeden van deze correlatie juist is.
Met de invoering van de Wmo2015 dienen gemeenten meer dan in de Wmo 2007 aandacht te besteden aan de positie van de mantelzorger. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid en met de Wmo 2015 verruimde mogelijkheden om hun ingezetenen bij te staan in financiële problematiek. Het is aan gemeenten om deze verantwoordelijkheid door te vertalen in beleid en uitvoering. Het is aan de gemeenteraad om dit beleid vast te stellen en het gemeentebestuur op de uitvoering daarvan te controleren.
Zie antwoord vraag 5.
De vragen van de Kamerleden Leijten (SP) en Karabulut (SP) over het bericht dat meer dan de helft van de mantelzorgers financiële problemen heeft (2016Z13497) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat voor de beantwoording afstemming nodig is, die vanwege het zomerreces meer tijd vraagt. Ik zal u zo spoedig mogelijk na het reces de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.