Ingediend | 16 juni 2016 |
---|---|
Beantwoord | 19 september 2016 (na 95 dagen) |
Indiener | Jeroen Recourt (PvdA) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid recht strafrecht terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z12178.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3560.html |
Ja.
Het wetsvoorstel «Justice Against Sponsors of Terrorism Act «is met name bedoeld om de nabestaanden van de aanslagen op 11 september 2001 in staat te stellen vreemde staten aan te klagen die betrokken zouden zijn bij die aanslagen. Het wetsvoorstel is op 8 september jl. aangenomen door het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, nadat het in mei door de Senaat werd aangenomen. Nu ligt het wetsvoorstel ter ondertekening voor aan president Obama.
Het doel van JASTA is het beperken van de reikwijdte van de soevereine immuniteit van vreemde staten. JASTA voorziet in rechtsmacht van Amerikaanse rechters in zaken tegen vreemde staten voor persoonlijk letsel, overlijden of schade toegebracht binnen de VS als gevolg van een onrechtmatige daad, inclusief een terroristische daad, waar dan ook ter wereld begaan door een buitenlandse ambtsdrager. JASTA ziet hiermee op zaken tegen een vreemde staat voor handelingen die toe te rekenen zijn aan die vreemde staat. Het concept stelt aanpassing van de reikwijdte van soevereine immuniteit voor zoals nu vastgelegd in de Foreign Sovereign Immunities Act van 1976 (FSIA).
Het wetsvoorstel staat op gespannen voet met het internationaal recht. In het algemeen geldt dat een staat onder internationaal recht volledige immuniteit geniet van de rechtsmacht van een andere staat voor officiële staatshandelingen. Staten genieten geen immuniteit voor commerciële handelingen.
Of deze wetgeving in strijd zal zijn met internationaal recht hangt af van de wijze waarop zij door de Amerikaanse rechter geïnterpreteerd en toegepast zal worden. Naar aanleiding van discussie over de reikwijdte van JASTA tijdens de behandeling in de Senaat is een bevoegdheid tot interventie toegekend aan de Attorney General en de Secretary of State. Het is echter op dit moment niet te voorspellen op welke manier deze bevoegdheden ingevuld zullen worden, wat voor invloed zij zullen hebben op eventuele juridische procedures tegen een vreemde Staat op grond van JASTA, en of zij strijd met internationaal recht zullen kunnen voorkomen.
De huidige Amerikaanse administratie is geen voorstander van JASTA. Tijdens een hoorzitting voor de Judiciary Committee op 14 juli jl., verwoordde Anne Patterson, Assistant Secretary of State for Near Eastern Affairs, de bezwaren die bestaan tegen JASTA, ook bij de bondgenoten van de VS. Mocht president Obama zijn veto uitspreken over het wetsvoorstel, dan kan het Congres het veto alleen terugdraaien met een twee derde meerderheid.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
De goedkeuringswet is momenteel in ambtelijke voorbereiding. Dit verdrag, dat grotendeels het gewoonterecht weergeeft, bevestigt de regel dat Staten immuniteit van de rechtsmacht van andere Staten toekomt voor officiële staatshandelingen en niet voor commerciële handelingen. De VS is overigens geen partij bij dit verdrag. Voor het overige zie de beantwoording van vraag 2, 3 en 4.
Schade door terrorisme zou naar Nederlands recht een vordering uit onrechtmatige daad zijn (artikel 6:162 BW) tegen degene die voor dat terrorisme verantwoordelijk is en aan wie dat terrorisme kan worden toegerekend. Betreft het een vordering tegen een vreemde staat, dan kan die vreemde staat een beroep doen op immuniteit. Dit volgt uit artikel 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 13a van de Wet algemene bepalingen. Op grond van die bepalingen wordt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beperkt door de uitzonderingen erkend in het volkenrecht. Welke uitzonderingen dit zijn, wordt bepaald door de interpretatie van de Nederlandse rechter van het internationaal recht. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een officiële staatshandeling, dat wil zeggen, handelen in de uitoefening van overheidsmacht (acta iure imperii) en privaatrechtelijk handelen waarmee de staat zich op voet van gelijkheid met het individu heeft geplaatst (acta iure gestionis). Alleen voor de acta iure imperii heeft een vreemde staat immuniteit. Bij de nadere invulling van die handelingen kijkt de Hoge Raad primair naar de aard van de handeling en laat hij zich mede leiden door het VN-Verdrag van 2 december 2004 inzake Jurisdictional Immunities of States and Their Property, Doc. A/59/508 inzake immuniteit, ook al is dit nog niet door Nederland geratificeerd (vgl. HR 11 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6317). In dat VN-verdrag zijn onder meer commerciële transacties van staatsimmuniteit uitgesloten.
Of voor schade door terrorisme in Nederland een vordering tegen een vreemde staat kan worden ingesteld, zal dus mede afhangen van de aard van de handeling. Voor zover het gaat om typische uitoefening van overheidsmacht door een vreemde staat, zoals de in het artikel in de Volkskrant van 20 juni 2016 genoemde douanecontroles waarbij een persoon erdoor glipt die later een aanslag pleegt, zal een beroep op immuniteit van de vreemde staat steeds worden gehonoreerd.
Nederland is van mening dat in het algemeen geldt dat een staat onder internationaal recht volledige immuniteit geniet van de rechtsmacht van een andere staat voor officiële staatshandelingen.
Op dit moment is niet te voorspellen wat de uitkomsten van het nationale wetgevingsproces ten aanzien van JASTA in de Verenigde Staten zouden kunnen zijn. Het is goed gebruik om niet op de uitkomsten van dergelijke interne processen in derde staten vooruit te lopen.
Nederland heeft evenwel de zorgen ten aanzien van JASTA kenbaar gemaakt aan de Amerikaanse regering, samen met andere EU-lidstaten. Nederland blijft het verdere wetgevingsproces nauw volgen en zal indien nodig, in EU-verband of bilateraal, de kwestie blijven opbrengen bij de Amerikaanse regering.