Ingediend | 28 april 2016 |
---|---|
Beantwoord | 14 juni 2016 (na 47 dagen) |
Indiener | Kees van der Staaij (SGP) |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z08661.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-2827.html |
Ja.
Ik vind het heel goed dat de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen (NVSHA) aan de bel heeft getrokken vanwege de gebeurtenissen waar ze geregeld mee te maken hebben. Ik vind het ongehoord dat er zoveel mensen zijn die zo veel hebben gedronken dat ze vernielingen aanrichten of artsen het werk moeilijk maken, of ervoor zorgen dat andere patiënten langer op zorg moeten wachten.
De NVSHA heeft mij over dit onderwerp ook een brief gestuurd. Onlangs is samen met het Ministerie van VenJ overleg gevoerd met de voorzitter van de NVSHA. Tijdens dat gesprek is uitgebreid stilgestaan bij de problemen waar de SEH’s mee te maken hebben, het feit dat alcoholgebruik (onder volwassenen) zo genormaliseerd is in onze samenleving, en over mogelijke oplossingsrichtingen. Zij hebben tijdens het gesprek onder andere aangegeven dat VWS het signaal van de NVSHA heel serieus neemt en meeneemt in de evaluatie van de Drank- en Horecawet (DHW) die momenteel plaatsvindt. We moeten daarbij goed kijken naar de groep die de overlast in ziekenhuizen veroorzaakt en of generieke maatregelen zullen bijdragen aan het terugdringen van deze genoemde problematiek.
De NVSHA heeft aangegeven dat het al jaren een probleem vormt. Zij konden niet bevestigen of er nu echt sprake is van een stijging.
Negentig procent van alle ziekenhuizen is aangesloten bij de NVSHA. Ik ga er daarom vanuit dat de NVSHA daarmee een realistisch beeld presenteert.
De problematiek die is geschetst neem ik mee in de evaluatie van de DHW die momenteel plaatsvindt.
Beide genoemde verboden verbieden het doorschenken bij dronkenschap. Het blijkt voor gemeentelijke toezichthouders echter moeilijk om vast te stellen wanneer iemand in beschonken toestand verkeert, zo blijkt uit gesprekken die met hen gevoerd worden in het kader van de evaluatie van de DHW. Ik neem dit verder mee in de evaluatie van de wet.
Zie antwoord vraag 5.
Ik deel de mening dat er hard moet worden opgetreden tegen de uitwassen die in het artikel worden beschreven en dat schade in rekening gebracht moet worden bij de veroorzakers. Hiertoe kunnen de ziekenhuizen zich voegen in het strafproces dan wel langs civielrechtelijke weg de schade verhalen. Daarnaast wordt in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie een traject
voorbereid van directe aansprakelijkstelling van daders – vergelijkbaar met de aanpak van winkeldiefstal – om de indirecte schade te verhalen in het geval van agressie in de zorg.
Artikel 453 van het Wetboek van Strafrecht is in dit geval echter niet van toepassing omdat dit artikel betrekking heeft op kennelijke dronkenschap op de openbare weg; daaronder valt niet de wachtkamer van een ziekenhuis. Afhankelijk van de precieze omstandigheden van het geval zijn er echter andere mogelijkheden om (strafrechtelijk) op te kunnen treden, bijvoorbeeld vervolging voor bedreiging, belediging, mishandeling, vernieling etc. Indien sprake is van geweld of agressie tegen personen met een publieke taak, waaronder medewerkers van een ziekenhuis, zal daartegen door het Openbaar Ministerie consequent en daadkrachtig op worden getreden, conform de afspraken die daarover zijn gemaakt. Ik wil daarbij het belang van het doen van aangifte benadrukken.
Daarnaast is het van belang dat ziekenhuizen een preventiebeleid ontwikkelen en hun medewerkers trainen hoe om te gaan met agressie. Op de websites www.veiligezorg.nl en www.agressievrijwerk.nl is meer informatie te vinden hierover.
In het bijzonder wil ik nog wijzen op het wetsvoorstel Middelenonderzoek bij geweldplegers2. Dit voorstel heeft als doel om bij de straftoemeting rekening te kunnen houden met drank- of drugsgebruik en verdachten van geweldsmisdrijven te bevelen mee te werken aan een onderzoek naar het gebruik van alcohol of drugs.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 7.
Voor het tegengaan van geweldpleging onder invloed bestaan voorwaardelijke sancties, waaronder het alcoholverbod, locatieverbod, locatiegebod en specifieke gedragsinterventies die ingrijpen op het middelengebruik. Naar verwachting zal met de inwerkingtreding van de wet Middelenonderzoek bij geweldplegers vaker een dergelijke voorwaardelijke sanctie opgelegd kunnen worden.
Het aanbieden van een vervolgtraject van nazorg en voorlichting is een maatregel die ik graag, samen met de door de NVSHA voorgestelde maatregelen, meeneem in de evaluatie van de DHW.
Op dit moment loopt via ZonMw in opdracht van mij een onderzoek naar de maatschappelijke impact van een aantal maatregelen dat bekend staat als effectief, zoals reclamebeperkende maatregelen, prijsmaatregelen en het beperken van beschikbaarheid (zgn. «best buys»). De uitkomsten daarvan verwacht ik rond de zomer. Ik zal deze betrekken bij mijn beleidsreactie op de evaluatie van de DHW die dit jaar plaatsvindt.
De vragen van het Kamerlid Van der Staaij (SGP) over het bericht dat artsen dronken patiënten zat zijn en strengere regels eisen (2016Z08661) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat ik eerst in overleg wil met de spoedeisende hulp artsen. Daarnaast vind ik het belangrijk om de antwoorden in samenhang te beantwoorden met de door lid Volp aangevraagde commissiebrief over hetzelfde onderwerp. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.