Ingediend | 20 april 2016 |
---|---|
Beantwoord | 31 mei 2016 (na 41 dagen) |
Indiener | Tjitske Siderius (PvdA) |
Beantwoord door | Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap overige vormen van onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z08151.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-2677.html |
Leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte die een vmbo-diploma hebben gehaald moeten op het mbo de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om hun diploma te halen. Mbo-instellingen richten hiervoor een eigen ondersteuningsstructuur in en/of kopen de expertise deels in bij externe partijen.
Ik vind het belangrijk dat die ondersteuning er is, zeker voor leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso) voor wie de overstap naar het mbo lastig kan zijn. Instellingen bepalen zelf hoe ze die ondersteuning vormgeven en met welke partners ze hiervoor samenwerken.
ROC Leiden heeft de afgelopen twee jaar uit eigen middelen, in samenwerking met het REA College een schakeljaar voor leerlingen uit het vso aangeboden voor wie de overstap naar het mbo nog te groot is. Navraag bij ROC Leiden leert dat momenteel wordt gesproken over alternatieve mogelijkheden om deze doelgroep goed te laten landen binnen ROC Leiden en dat er nog geen besluit genomen is over het eventueel stopzetten van dit initiatief. Zoals ik hierboven al aangaf vind ik het aan instellingen zelf om te bepalen hoe ze de ondersteuning vormgeven.,
Leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs die een diploma hebben gehaald, hebben daarmee laten zien over de kwaliteiten te beschikken om aan een mbo-opleiding te kunnen beginnen. Om vast te kunnen stellen hoeveel oud vso-leerlingen een mbo-diploma hebben gehaald moeten zij meerdere jaren worden gevolgd. Statistieken over de instroom in het mbo in schooljaar 2011/2012 laten zien dat ongeveer 3 duizend vso-leerlingen zijn doorgestroomd naar het mbo. Vijf jaar later hebben deze leerlingen relatief minder vaak een diploma in het mbo gehaald dan bijvoorbeeld leerlingen uit het praktijkonderwijs en de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo. Het is overigens de vraag in hoeverre deze groepen leerlingen met elkaar vergelijkbaar zijn.
In de volgende voortgangsrapportage over passend onderwijs zal ik verder ingaan op de doorstroom van vso-leerlingen naar het mbo. Door de invoering van de Wet kwaliteit (v)so en flankerend gevoerd beleid is de kwaliteit van het onderwijs in het vso de afgelopen jaren sterk verbeterd. Bovendien biedt de invoering van passend onderwijs meer mogelijkheden om deze jongeren ondersteuning op maat te bieden. De effecten van deze maatregelen op de doorstroom van vso- leerlingen in het mbo worden de komende jaren duidelijk.
Zoals ik al aangaf vind ik het belangrijk dat studenten passende ondersteuning krijgen om succesvol een mbo-opleiding af te ronden. De manier waarop deze ondersteuning wordt geboden, behoort tot de verantwoordelijkheid van de mbo-instelling. Mbo-instellingen moeten daarvoor afspraken maken met vso-scholen en mogelijk externe partijen om die ondersteuning vorm te geven. De aansluiting tussen het vso en mbo is een belangrijk onderdeel van de vervolgaanpak van voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie. Ik vind dat partijen in de regio zich moeten inzetten om ook deze groep jongeren succesvol naar het mbo over te laten stappen. De partners in de regio geven hier nu vorm aan door de samenwerking te zoeken en afspraken te maken. Bovendien zijn de afgelopen jaren in tal van regio’s dergelijke trajecten opgestart.
Mbo-instellingen ontvangen via de lumpsum financiële middelen om passend onderwijs aan te kunnen bieden. Voor de invoering van passend onderwijs konden mbo-instellingen voor de ondersteuning en begeleiding van studenten met een beperking of chronische ziekte leerlinggebonden financiering (LGF) aanvragen. De middelen die daarvoor beschikbaar waren, zijn per 1 januari 2015 toegevoegd aan het gehandicaptenbudget van de instellingen (lumpsum). Ik ontvang geen signalen dat er een gebrek aan financiering zou zijn voor passend onderwijs in het mbo.
Ik herken me niet in de stelling dat er forse hiaten zijn in het passend onderwijs in het mbo. Zoals in de laatste voortgangsrapportage over passend onderwijs al is aangegeven hebben mbo-instellingen met de invoering van passend onderwijs hun ondersteuningsaanbod aangepast en maken met gemeenten en scholen uit het voortgezet (speciaal) onderwijs afspraken over de aansluiting van de ondersteuning. Dat is voortdurend in ontwikkeling. Het is aan onderwijsinstellingen en gemeenten in de regio om te bepalen hoe ze de ondersteuning op dat moment vorm willen geven. Als in specifieke gevallen blijkt dat de ondersteuning door een mbo-instelling tekortschiet, dan zullen ze dit aan moeten passen. De Inspectie van het Onderwijs houdt hier toezicht op.
Zoals ik al aangaf zie ik nu geen hiaten in het passend onderwijs in het mbo. Wel monitor ik de invoering van het passend onderwijs. Als uit de monitor blijkt dat beleidsaanpassingen nodig zijn, dan zal ik die zeker in overweging nemen.
Zoals aangegeven is nog geen besluit genomen over de toekomst van de REA Topklas. Het is dus niet mogelijk om een uitspraak te doen over het gevolg van het eventueel stopzetten van de REA Topklas voor het aantal voortijdig schoolverlaters. Ik ga ervan uit dat ROC Leiden passende ondersteuning blijft bieden voor al hun studenten, dus ook voor de studenten die afkomstig zijn uit het vso. ROC Leiden bepaalt zelf op welke manier ze de ondersteuning vormgeeft.