Ingediend | 10 maart 2016 |
---|---|
Beantwoord | 7 april 2016 (na 28 dagen) |
Indieners | Michiel Servaes (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z05076.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-2206.html |
Ja.
Tijdens internationale crisisbeheersingsoperaties is het humanitair oorlogsrecht voor Nederlandse militairen leidend. Het humanitair oorlogsrecht stelt onder andere dat alleen militaire doelen mogen worden aangevallen. Civiele gebouwen en andere burgerobjecten zijn beschermd. Dit betreft onder andere scholen, musea, historische monumenten en gebouwen die worden gebruikt voor godsdienstuitoefening. Het humanitair oorlogsrecht bevat ook de verplichting om, voor zover dat ook maar enigszins praktisch uitvoerbaar is, alle noodzakelijke voorzorgen te nemen om burgerobjecten te beschermen tegen de uit militaire operaties voortvloeiende gevaren. De richtlijnen op basis van de Oslo Conferentie van 29-30 mei 2015 hebben hetzelfde doel, maar ze richten zich, anders dan het humanitair oorlogsrecht, specifiek op de bescherming van scholen en universiteiten tegen militair gebruik tijdens een gewapend conflict. De Nederlandse krijgsmacht werkt al volgens de strekking van deze richtlijnen.
De Nederlandse militairen worden bekend gemaakt met het humanitair oorlogsrecht tijdens de initiële opleidingen en tijdens de missie gerichte instructie. Het Handboek Militair gaat hier uitvoerig op in. De toekomstige leidinggevenden van de krijgsmacht, dat wil zeggen de cadetten en adelborsten aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), maken een verdiepingsslag tijdens de Bachelor fase. De richtlijnen maken geen deel uit van de Rules of Engagement (ROE’s) voor operaties, aangezien ROE’s geen geschikt instrument zijn voor het opnemen van oorlogsrechtelijke bepalingen.
De betrokken ministeries hebben de afgelopen jaren regelmatig gesprekken gevoerd over het Safe Schools initiatief met de Nederlandse NGO’s van de GCPEA-coalitie, waaronder Human Right Watch. In deze gesprekken stond de Nederlandse inzet ten aanzien van het Safe Schools verklaring en bijbehorende richtlijnen centraal.
De Nederlandse inzet richt zich vooral op het genereren van bekendheid met en steun voor het Safe Schools initiatief onder andere staten. In multilaterale fora heeft Nederland het afgelopen jaar diverse malen expliciet aandacht gevraagd voor de noodzaak van betere bescherming van scholen, onder verwijzing naar de Safe Schools verklaring en de richtlijnen. Nederland heeft andere landen ook opgeroepen om dit initiatief te ondersteunen en zal dit blijven doen.
Nederland behoorde tot de eerste groep van 37 landen die de richtlijnen ondersteunden. Sindsdien hebben nog 15 andere landen hun steun voor de richtlijnen uitgesproken.
Zie antwoord vraag 4.