Ingediend | 3 maart 2016 |
---|---|
Beantwoord | 1 april 2016 (na 29 dagen) |
Indiener | Marianne Thieme (PvdD) |
Beantwoord door | Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z04417.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-2143.html |
Ja.
Ik ben niet voornemens de wetgeving aan te passen. De CBb-uitspraak geeft voldoende aanknopingspunten om in toekomstige gevallen een overtreding van de bepaling dat een dier voldoende ruimte wordt gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften met voldoende bewijs op basis van wetenschappelijke literatuur te kunnen onderbouwen. Bij de totstandkoming van de Wet dieren is bewust gekozen voor het hanteren van doelvoorschriften. Dit biedt ruimte voor de sector voor de introductie van innovatieve en nieuwe systemen zoals bijvoorbeeld de vrijloopstal. In een goede bedrijfsvoering voor melkvee is het bieden van voldoende ruimte in de stal om te rusten of te herkauwen een vereiste. Dat wordt ook onderkend door de sector.
In het Besluit houders van dieren dat op 1 juli 2014 van kracht is geworden zijn in diverse artikelen algemene huisvestings- en verzorgingsnormen opgenomen voor productiedieren waarin duidelijk is bepaald dat een dier voldoende ruimte moet worden gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften en dat het een toereikende behuizing dient te hebben onder voldoende hygiënische omstandigheden.
Uit de literatuur is op te maken dat ieder rund behoefte heeft aan een goede ligplaats. Door de komst van de melkrobot en bij permanente beschikbaarheid van voer aan het voerhek worden koeien gemolken naar behoefte en kunnen bij het voer wanneer ze willen. In de praktijk zijn dan niet alle runderen tegelijkertijd aan het rusten. Om ervoor te zorgen dat een koe wel kan rusten als ze wil, is het wenselijk om dicht in de buurt van één ligplaats per koe te komen. Dit is mede afhankelijk van de specifieke situatie op het bedrijf.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is van oordeel dat in het concrete geval met onvoldoende bewijs is onderbouwd waarom, gelet op de fysiologische en ethologische behoeften van het melkvee, door de desbetreffende houder van het melkvee onvoldoende ruimte voor deze dieren beschikbaar is gesteld door niet te voldoen aan het bieden van één ligplaats per koe. Aanvankelijk is aan de veehouder de last opgelegd om de bewegingsvrijheid van de runderen niet zodanig te beperken dat daardoor onnodig lijden of letsel wordt toegebracht. Nadat de voorzieningenrechter had geoordeeld dat het voor de veehouder op grond van deze last niet duidelijk was wat van hem werd verwacht, is de last in de beslissing op het bezwaarschrift geconcretiseerd.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
De last onder dwangsom is opgelegd door RVO.nl zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 is aanvankelijk aan de veehouder de last opgelegd om de bewegingsvrijheid van de runderen niet zodanig te beperken dat daardoor onnodig lijden of letsel wordt toegebracht. Nadat de voorzieningenrechter had geoordeeld dat het voor de veehouder op grond van deze last niet duidelijk was wat van hem werd verwacht, is de last in de beslissing op het bezwaarschrift geconcretiseerd. In het nieuwe handhavingsbesluit is de last opgenomen dat de veehouder ervoor moet zorgen dat elk rund kan beschikken over een schone en droge ligplaats.
De NVWA en RVO.nl zullen in de handhaving rekening houden met de betreffende uitspraak van het CBb.