Ingediend | 11 februari 2016 |
---|---|
Beantwoord | 3 maart 2016 (na 21 dagen) |
Indiener | Helma Lodders (VVD) |
Beantwoord door | Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | europese zaken internationaal landbouw organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z03021.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1693.html |
Ja.
In het EU-trendrapport wordt de vraag onderzocht in hoeverre het Europese geld in alle Europese lidstaten rechtmatig, doeltreffend en doelmatig is besteed. Dit onderzoek vindt plaats aan de hand van de diverse verantwoordingsdocumenten en controleverslagen die in de Europese Unie worden uitgebracht door onder meer de Europese Rekenkamer. Dit betreft ook het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 2014 waar in het artikel van de Boerderij aan wordt gerefereerd. Het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 2014 is 5 februari jl. met de vaste commissie voor Financiën in een schriftelijk overleg aan de orde geweest (Kamerstuk 24 202, nr. 34).
De in het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer aangegeven twee meest foutgevoelige uitgaventerreinen waren regionaal beleid en stadsontwikkeling met 6,1% en plattelandsontwikkeling, milieu, klimaatactie en visserij met 6,2%.
In het artikel wordt de conclusie getrokken dat de meeste fouten worden gemaakt bij plattelandsontwikkeling en regionaal beleid, maar dit is dus breder en betreft ook stadsontwikkeling, milieu, klimaatactie en visserij.
Het geschatte foutenpercentage van 6,2% is gebaseerd op een steekproef genomen uit de begroting van de Europese Commissie op het gebied van plattelandsontwikkeling, milieu, klimaatactie en visserij. Het geeft daarmee een indicatie van de wijze waarop het geld in de Europese lidstaten is besteed, de juistheid van de gevolgde procedures door de betaalorganen en van eventuele fouten geconstateerd door de Europese Rekenkamer bij de begunstigde. Dergelijke foutenpercentages geven dus niet per definitie weer dat Europese steun onrechtmatig is besteed. Er kunnen namelijk verschillende oorzaken voor fouten zijn. Beleidsdoelstellingen op de verschillende terreinen van het plattelandsbeleid kunnen dankzij deze middelen alsnog bereikt zijn.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer d.d. 10 april 2015 (Kamerstuk 28 625, nr. 223) is bij de invulling van het nieuwe P0P3 samen met de provincies bij de keuzes van maatregelen nadrukkelijk gekeken naar het risico op fouten. Een goed voorbeeld hiervan is de overgang van het agrarisch natuurbeheer naar een collectief systeem vanaf 2016 (Kamerstuk 28 625, nr. 220). De verwachting is dat deze bundeling voor de individuele landbouwer eenvoudiger is en tot minder fouten gaat leiden. Daarnaast is in P0P3 het aantal maatregelen sterk teruggebracht, waardoor er meer focus en samenhang is. Wel dient erkend te worden dat het risico op fouten bij het plattelandsbeleid relatief hoog is, met name omdat het gaat om maatwerkmaatregelen die zijn afgestemd op de regio's, en omdat het zeer diverse vaak relatief kleine maatregelen betreft. Zoals ook aangegeven in Raadsconclusies door de Landbouwraad, moet er gezocht worden naar een balans tussen het verwezenlijken van beleidsdoelstellingen enerzijds en de rechtmatigheid van de uitgaven anderzijds.
Het EU-trendrapport van de Algemene Rekenkamer is een jaarlijkse publicatie die inzicht biedt in het financieel management van de Europese Unie als geheel, de EU-lidstaten en Nederland. Het beoogt een bijdrage te leveren aan het standpunt dat door de Minister van Financiën wordt uitgedragen in de Raad over het al dan niet goedkeuren van de manier waarop de Europese Commissie het geld op de Europese begroting heeft uitgegeven. Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer vindt plaats aan de hand van de diverse verantwoordingsdocumenten en controleverslagen die in de Europese Unie worden opgesteld door de Europese instellingen en lidstaten. In deze verantwoordingsdocumenten komen veelal steekproeven aan bod waar Nederland soms wel en soms niet in voor komt.
De Algemene Rekenkamer doet daarmee geen concrete uitspraken over de rechtmatigheid van uitgiften door Nederland. Wel geeft zij ten algemene, dus breder dan het plattelandsbeleid en op EU-niveau, aan dat uit de diverse verantwoordingsdocumenten en controleverslagen blijkt dat de rechtmatigheid van de uitgaven in het afgelopen jaar niet is verbeterd. Op lidstaatniveau concludeert de Algemene Rekenkamer in het EU-trendrapport dat de verantwoording die de EU-lidstaten afleggen over de (rechtmatigheid van de) besteding van het EU-geld in het afgelopen jaar niet verbeterd is. Nederland is echter 1 van de 3 lidstaten die hierover in 2014 op vrijwillige basis een nationale verklaring heeft opgesteld.
De Algemene Rekenkamer geeft het in het Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 2014 opgenomen geschatte foutenpercentage voor het gebied van plattelandsontwikkeling, milieu, klimaatactie en visserij weer.
Het geschatte foutenpercentage van 6,2% is nog steeds hoog, maar bevindt zich in een, zij het nog licht, dalende trend. In 2012 betrof het namelijk 7,9% en in 2013 6,7%. Deze ontwikkeling is positief te noemen.
Nederland, zowel Rijk en de provincies, streeft er naar dat deze trend zich doorzet en het foutenpercentage verder verlaagt.
Ik zal aandacht vragen voor het doorzetten van de trend en verdere verlaging van het foutenpercentage in het kader van het Plattelandscomité te houden seminar over het door de Europese Commissie op te stellen Annual Activity Report waarin gesproken wordt over de rechtmatigheid van de Europese ELFPO steunverlening.
Ingevolge EUVerordening 1303/2013 zijn er voor plattelandsontwikkeling onder meer verantwoordingsinstrumenten zoals jaarverslagen en de voortgangsverslagen op het gebied van verantwoording over doeltreffendheid. Nederland voert vervolgens ook een ex-post evaluatie uit over de doeltreffendheid en doelmatigheid. Het vergroten van inzicht in behaalde resultaten met EU-middelen is onderdeel van een brede inzet van de Europese Commissie onder de noemer «Budget for Results». Het kabinet steunt deze agenda. Naar verwachting zal de Europese Commissie medio 2016 met concrete voorstellen komen.
De oproep van de Algemene Rekenkamer richt zich tot de Europese Commissie en heeft betrekking op de eisen die aan de lidstaten worden gesteld met betrekking tot de besteding van Europese middelen in het algemeen.
In nauw overleg met de erkende branche organisatie ZuivelNL en de erkende Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV) is de uitwerking van de nationale envelop tot stand gekomen (zie ook het antwoord op vraag 7). ZuivelNL en POV zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen, de besteding en het beschikbaar stellen van de middelen aan de veehouders. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zal de besteding van de middelen verantwoorden naar de Europese Commissie op basis van de verantwoordingsrapportages en de accountantsverklaringen van ZuivelNL en de POV. Over de invulling van de nationale envelop en de werkwijze loopt informeel overleg met de Europese Commissie om een doelmatige en rechtmatige besteding van de middelen te borgen. Ik zal aandringen op een spoedig besluit van de Europese Commissie.
De inzet van de nationale envelop voor de melkveehouderij is gericht op een verdere verduurzaming van deze sector. De middelen dragen bij aan een verbetering van de concurrentiekracht en de exportperspectieven van de zuivelsector op de Noordwest Europese zuivelmarkten.
Voor de varkenshouderij worden de middelen uit de nationale envelop ingezet voor een toekomstgerichte herstructurering en het versterken van de marktkracht en marktoriëntatie van de varkenshouders. Deze maatregelen maken onderdeel uit van het actieplan dat wordt ontwikkeld door de Regiegroep vitale varkenshouderij onder leiding van de heer Rosenthal.
De middelen dragen bij aan het versterken van onderscheidende kwaliteitsproducten en aan een verbetering van de concurrentiekracht en de exportpositie van de Nederlandse varkenshouderij.
Een deel van de nationale envelop wordt ingezet voor het stimuleren van investeringen in mestverwerking en mestverwaarding. Voldoende mestverwerkingscapaciteit is van belang om op termijn te komen tot een verlaging van de mestafzetkosten. Dit draagt bij aan het beheersen van de kostprijs en het structureel verbeteren van de concurrentiekracht van de melkvee- en varkenshouderij.
Door vroeg te weiden hoeft in de weidevogelbroedperiode minder te worden gemaaid. Hiervan wordt een positieve invloed verwacht op de weidevogelpopulatie. De melkveehouder werkt op deze wijze aan de verdere verduurzaming van zijn bedrijf en aan maatschappelijk draagvlak. Dit biedt kansen voor een structurele verbetering van de marktsituatie in de zuivelsector. De maatregel levert eenmalig extra inkomsten op voor de melkveehouders, waar geen of geringe kosten in de bedrijfsvoering tegenover staan. Daarmee is de maatregel doeltreffend en doelmatig.
De maatregel voor weidegang en weidevogelbeheer is structureel en innovatief omdat de kennis en ervaring die in 2016 wordt opgedaan met weidevogels en vroege weidegang door een kennis- en begeleidingsproject van de Duurzame zuivelketen, Zuivel NL en NGO’s als de Vogelbescherming doorwerkt naar volgende jaren. Daarnaast wordt het vermarkten van weidevogelvriendelijke zuivelproducten structureel verbeterd door een beperkt bedrag beschikbaar te stellen voor groepen van melkveehouders die dergelijke producten op de markt brengen of gaan brengen.