Ingediend | 4 januari 2016 |
---|---|
Beantwoord | 25 januari 2016 (na 21 dagen) |
Indiener | Han ten Broeke (VVD) |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z00018.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1260.html |
Ja.
Het kabinet betreurt de 47 executies die zaterdag 2 januari 2016 hebben plaatsgevonden ten zeerste. Sinds 1980 heeft Saoedi-Arabië niet zo veel mensen in een keer geëxecuteerd. Mede als EU-voorzitter heeft Nederland direct gepleit voor een EU-verklaring waarin de massa-executie wordt veroordeeld.
Nederland blijft in alle gevallen tegenstander van de doodstraf en draagt dit ook internationaal uit. Saoedi-Arabië is niet alleen overgegaan tot executies van personen die veroordeeld waren voor terroristische aanslagen, maar ook van vier sjiitische personen. Zij waren weliswaar betrokken bij het oproepen tot militante protesten, maar lijken verder geen betrokkenheid te hebben gehad bij concrete terreuracties. Dit is naast de massale uitvoering van de doodstraf een extra zorgelijke ontwikkeling vanuit het oogpunt van eerbiediging van mensenrechten, als ook vanuit het belang het groeiend sektarisme in de regio in te dammen.
Bestrijding van de doodstraf is een van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. In dat kader vraagt NL hier voortdurend aandacht voor en spreekt hier landen met een zorgelijke mensenrechtensituatie geregeld op aan, zowel t.a.v. de algemene situatie als op individuele zaken. Nederland zal dit blijven doen, ook in de komende sessies van de Mensenrechtenraad en in de samenwerking met VN speciale rapporteurs.
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) heeft de massa-executie sterk veroordeeld en riep op tot het bewaren van kalmte. De SGVN heeft tevens gesproken met zowel de Saoedische als de Iraanse Ministers van Buitenlandse Zaken. Ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Zeid al Hussein heeft de executies in Saoedi-Arabië scherp veroordeeld. Ambassadeur Faisal Trad is, zoals vermeld in antwoord op eerdere Kamervragen (ingezonden op 23 september 2015 met kenmerk 2015Z17148), niet benoemd als voorzitter van de Mensenrechtenraad, maar vanuit zijn regionale groep benoemd als voorzitter van een adviesorgaan van de mensenrechtenraad.
De prominente sjiitische geestelijk leider Nimr al-Nimr is in 2012 aangehouden en aangeklaagd voor onder andere gewapend verzet tijdens zijn aanhouding en vervolgens veroordeeld onder de in 2014 aangescherpte terrorismewetgeving. De specifieke zaak van Nimr al-Nimr roept veel vragen op over de ruime interpretatie van terrorisme onder de terrorismewetgeving in Saoedi-Arabië. De bewijzen in de zaak van al-Nimr zijn niet publiek gemaakt. Nimr al Nimr werd door de Saoedische autoriteiten niet in verband gebracht met aan Al-Qaeda gelieerd terrorisme.
De relatie tussen Saoedi-Arabië en Iran is mede als gevolg van de massa-executie verder onder druk komen te staan. Dit heeft zich ondermeer geuit in de bestorming van de Saoedische ambassade en het verbreken van de diplomatieke betrekkingen. Het kabinet is bezorgd over deze ontwikkelingen en de effecten hiervan voor de situatie in de regio. In een separate brief aan de Tweede Kamer wordt hier verdere duiding en analyse over gegeven.
Deze ontwikkelingen zijn reden voor de internationale gemeenschap om beide partijen op te roepen tot de-escalatie, het verminderen van de spanningen en herstel van de dialoog. De Hoge Vertegenwoordiger houdt contact met beide partijen in een poging tot de-escalatie. Het kabinet ondersteunt elke vorm van inspanning die gericht is op de-escalatie en zal hier in EU-verband voor blijven pleiten. Het is van belang dat de EU geen partij kiest in het conflict tussen Saoedi-Arabië en Iran.
Zie antwoord vraag 6.
Saoedi-Arabië kent een beleid van voorzichtige en stapsgewijze maatschappelijke hervormingen. De in 2014 aangescherpte terrorismewetgeving draagt niet positief bij aan de gewenste hervormingen, omdat het fundamentele vrijheden beperkt door bepaalde uitlatingen en het aanzetten tot verzet ook als terrorisme te kwalificeren waarvoor de doodstraf kan worden uitgesproken. In EU-verband en bilateraal heeft Nederland het afgelopen jaar daarom op deze wetgeving gereageerd. Het kabinet zal doorgaan met het uitdragen van de grondwettelijke beginselen waar de Nederlandse rechtstaat zich op baseert. Nederland pleit voor een grotere rol voor de EU op dit terrein. Nederland zal bezien op welke wijze de EU een dialoog met Saoedi-Arabië kan vormgeven. Een overlegstructuur tussen de EU en Saoedi-Arabië behoort wat het kabinet betreft tot de mogelijkheden.