Kamervraag 2015Z23846

De quickscan 'Werkwijze Veilig Thuis' van Defence for Children

Ingediend 8 december 2015
Beantwoord 3 februari 2016 (na 57 dagen)
Indiener Marith Volp (PvdA)
Beantwoord door Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA)
Onderwerpen jongeren zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z23846.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1379.html
  • Vraag 1
    Kent u de quickscan «Werkwijze Veilig Thuis» 2015 van Defence for Children?

    Ja.

  • Vraag 2
    Bent u het eens met de bevinding van de quickscan en de onderbouwing van die bevinding dat het (VNG-) model handelingsprotocol Veilig Thuis en het Triage-instrument Veilig Thuis onvoldoende waarborgen bieden? Zo ja, gaat u hierover in overleg met de VNG? Zo nee, waarom niet?

    Het handelingsprotocol dat door het VNG-ondersteuningsprogramma Veilig Thuis (VT) is opgesteld, is een grote stap voorwaarts als het gaat om een meer uniforme werkwijze ten opzichte van de werkwijze van voorheen de AMK’s en SHG’s. De werkwijze van Veilig Thuis behoeft echter op een aantal punten aanscherping om kinderen beter op de radar te houden en signalen over vermoedens van mishandeling te kunnen koppelen. Deze maatregelen vragen om een aanpassing van de werkwijze van Veilig Thuis. Die werkwijze is gebaseerd op het model handelingsprotocol en de afspraken die gemeenten hierover gemaakt hebben. Dit model handelingsprotocol moet worden aangepast. In de Voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties (VGR GIA) die in januari aan uw Kamer is gestuurd ga ik in op de maatregelen die nodig zijn.

  • Vraag 3
    Bent u het eens met de bevinding van de quickscan en de onderbouwing van die bevinding dat duidelijke afspraken over de adviesfunctie van Veilig Thuis nodig zijn? Zo ja, gaat u hierover in overleg met de VNG? Zo nee, waarom niet?

    Ik ben het eens met Defence for Children dat de adviesfunctie een zeer waardevolle en door professionals goed gewaardeerde functie is. Hoewel het bij vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld altijd gaat om maatwerk en om situaties die veel van elkaar verschillen, zie ik wel de noodzaak tot verbetering in de adviesfunctie. Zoals ik in de VGR GIA heb aangegeven verwacht ik van Veilig Thuis hier actiever optreden door standaard ondersteuning aan te bieden aan professionals na adviesvragen. Door na te gaan of een professional met het advies uit de voeten kan en door vervolgafspraken te maken blijft VT zicht houden op het kind. Op deze wijze kan de professional optimaal ondersteund worden en kan bijvoorbeeld in een later stadium met de professional besloten worden om tot een melding over te gaan.

  • Vraag 4
    Hoe beoordeelt u de constatering van Defense for Children dat wat in de ene regio als «advies» wordt afgehandeld in de andere regio als «melding» wordt aangenomen, en vice versa? Vindt u dit zorgelijk? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?

    Het werk van Veilig Thuis kan niet los gezien worden van regionale en lokale organisaties die mishandeling en geweld kunnen signaleren en/of die hulp kunnen bieden. De achterliggende oorzaken waarom een regio meer adviezen of meldingen heeft dan andere regio’s zijn divers. Wat ik wel belangrijk vind is dat Veilig Thuis een proactieve houding aanneemt ten opzichte van professionals omwille van de veiligheid. Zoals ik in de al eerder vermelde VGR GIA heb opgenomen, zie ik dat ook hier aanscherpingen van de werkwijze wenselijk zijn. Zo is het belangrijk dat meldingen niet worden omgezet naar een advies. Signalen over een kind gaan dan niet verloren. Verder zie ik als aanpassing van het handelingsprotocol dat signalen van burgers voor zover mogelijk als melding verwerkt moeten worden.

  • Vraag 5
    Wat vindt u van de conclusie van de quickscan dat er sinds de invoering van de Wet meldcode onevenredig veel eigen verantwoordelijkheid gelegd wordt bij de professionals/adviesvragers?

    Professionals hebben een verantwoordelijkheid om de stappen van de meldcode te hanteren. Zij doen dit niet alleen, maar veel meer dan voorheen in afstemming en contact met Veilig Thuis. Met mijn maatregelen uit de VGR GIA wil ik dat de werkwijze van Veilig Thuis verandert en Veilig Thuis meer zicht houdt op mishandelde kinderen. Het bieden van ondersteuning aan professionals bij een adviesvraag en het monitoren van de situaties waarover een adviesvraag is binnen gekomen zorgen er voor dat professionals en adviesvragers optimaal ondersteund worden.

  • Vraag 6
    Hoe beoordeelt u de bevinding van de quickscan en de onderbouwing daarvan dat er sprake is van (te) hoge werkdruk, en dat capaciteitsproblemen ten koste gaan van hulp aan kind en gezin?

    In de VGR GIA heb ik vermeld dat in het afgelopen najaar alle 26 Veilig Thuis-organisaties (VT-organisaties) zijn bezocht door VWS, VenJ en VNG. Hier is geconstateerd dat de werkdruk bij de VT-organisaties hoog is en het aantal telefoontjes naar Veilig Thuis is toegenomen. De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg zijn nu bezig met hun inspectieronde. Tot nu toe zijn 16 rapporten verschenen. In een aantal gevallen blijkt dat er wachtlijsten zijn en onvoldoende zicht is op de veiligheid van kinderen. Dit is uiteraard een onacceptabele situatie en de VNG en wethouders hebben aangegeven hier de schouders onder de zetten. Bij die VT-organisaties waar deze situaties het meest zorgelijk waren, hebben de gemeenten extra financiële middelen beschikbaar gesteld aan de VT-organisaties voor het wegwerken van de wachttijden. De Inspecties hebben om snelle verbeteringen gevraagd.

  • Vraag 7
    Hoe beoordeelt u de bevinding van de quickscan en de onderbouwing daarvan dat er sprake is van een gebrek aan landelijke sturing?

    Defence for Children noemt een aantal aspecten voor landelijke sturing. Veilig Thuis moet echter goed inpassen en aansluiten op de lokale en regionale situatie om maatwerk te kunnen leveren. Een landelijk kader moet dus ruimte laten aan regionale en lokale invulling.
    Zoals ik in de VGR GIA aangeef werken VWS, VenJ en VNG op dit moment gezamenlijk een project uit waarin de maatregelen gericht op het doorontwikkelen en aanscherpen van de werkwijze van Veilig Thuis nader worden uitgewerkt.

  • Vraag 8
    Bent u van plan naar aanleiding van de resultaten van de quickscan «Werkwijze Veilig Thuis» van Defence for Children onderzoek te laten doen naar de bevindingen van de quickscan? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?

    De quickscan van Defence for Children brengt een aantal belangrijke knelpunten onder de aandacht die ook door bijvoorbeeld de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel geweld tegen kinderen, de Inspecties en uw Kamer naar voren zijn gebracht en die ook door mij zelf zijn geconstateerd. Dit alles vormt voor mij de aanleiding om maatregelen te nemen zoals verwoord in de VGR. Daarnaast zijn de Inspecties zoals bekend, bezig met hun onderzoeken bij Veilig Thuis. Ik zie daarom geen aanleiding om nader onderzoek te laten doen naar de bevindingen van deze quickscan.

  • Mededeling - 5 januari 2016

    De vragen van het Kamerlid Volp (PvdA) over de quickscan «Werkwijze Veilig Thuis» van Defence for Children (2015Z23846) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming die nodig is om de vragen te beantwoorden, meer tijd vraagt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2015Z23846
Volledige titel: De quickscan 'Werkwijze Veilig Thuis' van Defence for Children
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20152016-1379
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Volp over de quickscan 'Werkwijze Veilig Thuis' van Defence for Children