Ingediend | 1 december 2015 |
---|---|
Beantwoord | 14 januari 2016 (na 44 dagen) |
Indiener | Raymond Knops (CDA) |
Beantwoord door | Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z23127.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1136.html |
Ja.
Ja.
De berekening van Wikileaks klopt indien wordt uitgegaan van landmijlen. Indien wordt uitgegaan van de meer gebruikelijke zeemijlen dan wordt – met de aangedragen getallen van 1,15 mijl afstand en een tijdsduur van 17 seconden – de snelheid 451 kilometer per uur.
Een snelheid van 391 kilometer per uur is laag voor een jachtvliegtuig, maar dit is niet onmogelijk of ongebruikelijk. Aangezien de vliegomstandigheden en missiedoelstellingen van het Russische toestel niet bekend zijn bij het kabinet, kan niet worden beoordeeld of de gevlogen snelheid paste in het vluchtprofiel van het toestel.
Zie antwoord op vragen 3 en 4. Indien het vliegtuig aanzienlijk sneller vloog, is voor het overbruggen van 1,15 mijl minder tijd dan 17 seconden nodig. De Russische uitleg van het incident claimt een vliegsnelheid van 800 kilometer per uur, wat op de gegeven afstand van 1,15 mijl overeenkomt met een tijdspanne van ongeveer 10 seconden.
De toedracht van een incident kan niet uitsluitend worden verklaard door een enkele variabele, zoals vliegsnelheid, uit te lichten en op grond daarvan conclusies te trekken. De antwoorden op de vragen 3, 4 en 5 laten zien dat de vliegsnelheid, zoals die door Wikileaks is berekend, binnen de technische mogelijkheden van de SU-24 past. Het kabinet beschikt echter niet over informatie om vast te stellen of dit ook de daadwerkelijke snelheid is geweest.
Het kabinet heeft geen inzicht in de informatie waarop deze berichtgeving zou zijn gebaseerd.
Afhankelijk van onder meer de snelheid, hoogte, wind op de vlieghoogte en schade kan een vliegtuig nog een zekere afstand afleggen alvorens neer te storten. Dit kan, gerekend vanaf het «point of impact» van de raket met het toestel, meerdere kilometers zijn. De plaats van neerstorten geeft op zichzelf geen uitsluitsel over waar het toestel precies was toen het werd beschoten en waar het is geraakt.
Het kabinet beschikt niet over andere informatie. Deze informatie is ook volgens de Secretaris-Generaal van de NAVO, blijkens zijn uitspraken op 24 november jl., consistent met de beoordeling die door andere NAVO-lidstaten is gegeven over dit incident.
Nee. Een nader eigenstandig onderzoek is niet aan de orde.
Turkije heeft tijdens de vergadering van de Noord Atlantische Raad (NAR) op 24 november jl. betoogd dat het incident niet op zichzelf staat, maar onderdeel is van een trend waarbij de Russische Federatie de territoriale integriteit van Turkije niet respecteert. NAVO-bondgenoten hebben zich daarop solidair getoond en tegelijkertijd unaniem te kennen gegeven dat diplomatie en de-escalatie belangrijk zijn om de situatie te adresseren.
Het kabinet is op de hoogte van deze berichten. Er zijn ons echter geen exacte aantallen bekend. In het algemeen is het kabinet van mening dat de schending van elk luchtruim in alle gevallen een ernstig feit is.
Russische militaire vliegtuigen vliegen regelmatig door de Flight Information Regions (FIR) van NAVO-landen. Hiervoor is overigens geen toestemming of vooraankondiging vereist. Daarnaast komen luchtruimschendingen van het bondgenootschappelijk verdragsgebied door Russische militaire vliegtuigen enkele keren per jaar voor. Voor zover bekend is daarbij sinds decennia geen vliegtuig neergeschoten.
De NAVO werkt met het uitgangspunt dat iedere NAVO-lidstaat eigen Rules of Engagement (ROE) hanteert voor zelfverdediging, waaronder de verdediging van het luchtruim. Daarvoor bestaan geen NAVO-standaarden. Optreden in het kader van NAVO Air Policing, waarbij sprake is van coördinatie en aansturing vanuit de NAVO, is er in eerste instantie op gericht om escalatie te voorkomen. Hiervoor bestaan wel NAVO Rules of Engagement. Turkije heeft, net als een aantal andere NAVO-lidstaten, de nationale ROE niet met de NAVO gedeeld. Wel heeft Turkije naar aanleiding van eerdere incidenten te kennen gegeven dat het de schending van zijn territorium niet zal accepteren. Het kabinet doet echter geen uitspraken over de inhoud van Rules of Engagement, noch nationale, noch die van bondgenoten.
Zie antwoord vraag 14.
Zie antwoord vraag 14.
Zie antwoord vraag 14.
Voor zover het kabinet bekend is, mede onder verwijzing naar de door u aangehaalde bron, heeft Turkije in bilaterale contacten met Rusland aangegeven tegenmaatregelen te nemen indien de eigen veiligheid wordt bedreigd als gevolg van de Russische aanvallen op de Turkmenen in Syrië.
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 14, 15, 16 en 17.
Ongeacht de nationaliteit van een toestel heeft Turkije als soeverein land het recht om zijn territoriale integriteit te handhaven.
Het is gebruikelijk dat op het moment dat onbekende of vijandelijke toestellen een grens naderen, er vooraf waarschuwingen worden gegeven. Het is niet aannemelijk dat pas een eerste waarschuwing wordt gegeven na het moment van binnendringen van het nationale territorium.
Het is niet aan het kabinet om te speculeren over een potentieel andere toedracht van het incident.
Over vijandelijke intenties of het uitvoeren van een gerichte aanval op Turkije is bij het kabinet niets bekend. Turkije heeft het recht tegen schendingen van zijn luchtruim, die in strijd zijn met het internationaal recht, maatregelen te nemen. Bij het nemen van dergelijke maatregelen moeten de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht worden genomen. Het kabinet beschikt niet over voldoende informatie om gefundeerde uitspraken te kunnen doen over de toepassing van die vereisten in dit specifieke geval.
Zie antwoord vraag 23.
Zie antwoord vraag 23.
Naar aanleiding van eerdere schendingen van het Turkse luchtruim door Rusland heeft de Turkse regering aangegeven te zullen reageren in het geval van nieuwe schendingen van het luchtruim.
Het incident kan gevolgen hebben voor de onderwerpen die hier worden genoemd, al is het nog te vroeg om deze nu te duiden. Het kabinet schaart zich wat dat betreft achter de verklaring van de Secretaris-Generaal van de NAVO op 24 november jl., waarin wordt aangedrongen op de-escalatie en op overleg tussen Rusland en Turkije. In dit verband verwijst het kabinet eveneens naar het verslag van de Noord Atlantische Raad (NAR) dat Uw Kamer op 25 november jl. is toegegaan.
Zie antwoord vraag 27.
Hoewel het kabinet de toegenomen diplomatieke spanning tussen Rusland en Turkije met zorg beziet, is er geen sprake van een gewapend conflict tussen beide landen. Voor het overige geldt dat elke NAVO-bondgenoot een beroep kan doen op art. 4 of art. 5 van het Verdrag van Washington, indien het daartoe aanleiding ziet. Het is vervolgens aan de Noord-Atlantische Raad (NAR), om, bij unanimiteit, daar eventueel gevolgen aan te verbinden. In dit geval heeft Turkije naar aanleiding van het incident met de Su-24 geen beroep op artikel 4 of 5 gedaan.
Nee. Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 27 en 28.
Zie antwoord vraag 30.
Zie antwoord vraag 30.