Ingediend | 23 november 2015 |
---|---|
Beantwoord | 14 december 2015 (na 21 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z22190.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-859.html |
Ja.
De kernwaarden, zoals verwoord in artikel 10a van de Advocatenwet, geven zowel uitdrukking aan de verantwoordelijkheid van de advocaat en de daarmee verbonden privileges als aan het waarborgen van een goede rechtsbedeling. Het belang van een goede rechtsbedeling is te zien als een kerndoel waaruit de kernwaarden voortvloeien. Hoewel de kernwaarden met ingang van 1 januari 2015 zijn vastgelegd in artikel 10a van de Advocatenwet,2 zijn deze niet nieuw. In de praktijk waren advocaten al gebonden aan de kernwaarden. Gedeeltelijk waren deze neergelegd in de gedragsregels.
Met het codificeren van de kernwaarden is een toetsingskader ontstaan voor de toegang tot het beroep, de beroepsregulering, de beroepsuitoefening en het tuchtrecht. De kernwaarden geven een richtsnoer voor het handelen van de individuele advocaat, alsmede voor de advocatuur in het algemeen. Dit komt niet alleen tot uitdrukking bij de beschrijving van de kernwaarden, maar ook bij het bepaalde in artikel 10a, tweede lid, van de Advocatenwet, waarin is neergelegd dat de Nederlandse Orde van Advocaten met het oog op een goede rechtsbedeling een behoorlijke beroepsuitoefening bevordert. Dit doet de Orde door bijvoorbeeld aandacht aan de kernwaarden in de beroepsopleiding te besteden en door het opstellen van gedragsregels die een nadere invulling geven aan de kernwaarden.
Voordat de kernwaarden in de wet waren vastgelegd, zagen de lokale dekens erop toe dat de advocatuur de kernwaarden naleefde. Nadien is dit niet anders geworden. Indien een rechtzoekende een klacht indient tegen een advocaat, onderzoekt de lokale deken deze klacht. De lokale deken probeert daarbij steeds een bemiddelende rol te spelen. De klacht wordt aan de tuchtrechter voorgelegd als het de deken niet lukt de klacht in der minne te schikken. Buiten het geval van een klacht kan de deken op eigen titel bezwaren tegen een advocaat ter kennis brengen van de raad van discipline. Wie kunnen klagen volgt uit artikel 46 van de Advocatenwet3. In het algemeen kan gesteld worden dat volgens het advocatuurlijke tuchtrecht een ieder, die klaagt dat hij of zij door een handelen of nalaten van de advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang kan worden getroffen, een klacht kan indienen.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Ik zal niet treden in deze individuele zaak. Voor zover uit de uitspraak kan worden opgemaakt, is de raad van discipline niet gebleken dat het tussen de KNB en S. gevoerde proces op welke manier dan ook is vervalst c.q. dat sprake is van een «opzetje» tussen partijen en hun raadslieden. Het zal van het concrete geval afhangen of, en zo ja, in hoeverre het op elkaar afstemmen van proceshandelingen klachtwaardig is. Hetzelfde geldt voor de vraag of er belangenverstrengeling is ingeval beide partijen toestemming geven tot deze afstemming. Het is uiteindelijk aan de tuchtrechter om hier een oordeel over te geven.
Zie antwoord vraag 5.