Ingediend | 12 november 2015 |
---|---|
Beantwoord | 14 december 2015 (na 32 dagen) |
Indiener | Keklik Yücel (PvdA) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | gezin en kinderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z21354.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-864.html |
Ja.
In onderstaande tabel is het percentage mannen opgenomen dat werkzaam is in «leidsters kinderopvang en onderwijsassistenten». De cijfers zijn dus ruimer dan alleen kinderopvang2. Uit de tabel blijkt dat het aandeel mannen al jaren laag is. Vanaf 2013 is het aandeel mannen gestegen.
Mannen
6,0%
5,0%
5,4%
5,4%
5,2%
4,5%
8,9%
9,3%
Bron: CBS Statline
Behalve in de kinderopvang zijn ook op de basisschool en middelbare school vrouwen oververtegenwoordigd. Dat er weinig mannen werkzaam zijn in de kinderopvang heeft verschillende oorzaken. De voorkeuren van ouders, het aanbod van mannelijke beroepskrachten en het selectiebeleid van werkgevers spelen een rol.
Dat mannen die werkzaam zijn in de kinderopvang bewuster omgaan met hun werkzaamheden en taken overlaten aan collega’s is te begrijpen. Ik ben van mening dat mannen net zo goed in de opvang kunnen werken als vrouwen, maar ik begrijp dat de Amsterdamse zedenzaak in 2010 zijn sporen heeft nagelaten in de branche en bij ouders.
Mannen en vrouwen hebben in het algemeen een verschillende benadering van kinderen. Meerdere onderzoeken veronderstellen dat de interactie- en zorgstijl van vrouwelijke pedagogische medewerkers beter aansluiten op het gedrag van meisjes dan op het gedrag van jongens3. Ik ben van mening dat verschillende benaderingen goed zijn voor de ontwikkeling van kinderen.
Ik ken de eerdere vragen hierover. Mijn voorganger Minister Kamp heeft destijds aangegeven dat, gezien de verantwoordelijkheidsverdeling, hij geen mogelijkheden zag om zelf het aantal mannen in de kinderopvang te bevorderen. Die mening deel ik. De laatste jaren is door de rijksoverheid geen actief beleid hier op gemaakt. Dat neemt niet weg dat ik ook van mening ben dat mannen in de kinderopvang gelijke kansen moeten hebben.
De factoren die scheve verdeling van mannen en vrouwen in de kinderopvang veroorzaken, zijn echter niet eenvoudig te veranderen. Het gaat niet alleen om gelijke kansen voor mannen, maar ook om het aanbod van mannelijke beroepskrachten. Om dit aanbod te verhogen, is een cultuurverandering nodig, vergelijkbaar met die in het onderwijs. Ook daar zijn mannen ondervertegenwoordigd. Het is van belang dat kinderen zowel door mannen als vrouwen kunnen worden verzorgd en onderwezen. Opleidingen kunnen daarbij een positieve rol spelen in de werving en begeleiding van studenten. Daarnaast lijkt de laatste jaren huiver te bestaan bij werkgevers en ouders voor mannen in de kinderopvang en is de drempel voor mannen om voor dit beroep te kiezen daardoor verder verhoogd.
Zie antwoord vraag 5.