Ingediend | 27 oktober 2015 |
---|---|
Beantwoord | 24 november 2015 (na 28 dagen) |
Indiener | Peter Oskam (CDA) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z19850.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-675.html |
Ja.
De reorganisatie van de nationale politie vraagt veel van de organisatie. Zoals ik in de herijking van het realisatieplan heb aangegeven, wordt de verhoging van de instroom van vrijwilligers na 2017 gerealiseerd. De doelstelling om voor het eind van 2016 te komen tot 5.000 politievrijwilligers is daarmee losgelaten. Ten aanzien van het behoud van de politievrijwilligers heb ik uw Kamer gemeld dat in 2016 en 2017 de aandacht zal uitgaan naar de zittende vrijwilligers. Dit betekent dat eerst de cao-afspraken 2012–2014 worden geïmplementeerd, waarbij onder andere wordt ingezet op een landelijk uniform vrijwilligersbeleid en een uniforme rechtspositieregeling voor politievrijwilligers.
In het rapport van de Stichting Maatschappij en Veiligheid (SMV) wordt een aantal concrete aanbevelingen genoemd. In overeenstemming met de aanbevelingen heeft de standaardisatie van een landelijk vrijwilligersbeleid prioriteit. De overige aanbevelingen uit het rapport worden betrokken bij de uniformering van het vrijwilligersmanagement en het versterken van de rechtspositie.
Aandacht voor de integratie van politievrijwilligers in de organisatie is belangrijk, alsmede dat politievrijwilligers voldoende gehoord worden binnen de eenheid waar zij werken. Daarnaast is het van belang dat men binnen de politieorganisatie weet wat onder de vrijwilligers leeft. In het kader van het behoud van vrijwilligers wordt bij het uniformeren van het vrijwilligersmanagement daarom gekeken naar mogelijkheden voor inspraak. Vooralsnog zijn er echter geen plannen om een politievrijwilliger te benoemen in de top van de politieorganisatie.
Conform de Herijkingsnota gaat de aandacht op dit moment in de eerste plaats uit naar de zittende vrijwilligers en wordt de verhoging van de instroom van nieuwe vrijwilligers later gerealiseerd. De tevredenheid van de zittende vrijwilligers acht ik belangrijk. Ik ben dan ook blij dat uit het rapport van de SMV blijkt dat de vrijwilligers «een dikke acht geven» voor het werk. Gezien de herijking van het realisatieplan van de nationale politie vind ik het op dit moment echter niet wenselijk nieuwe prestatie-indicatoren toe te voegen.
In de cao-afspraken 2012–2014 zijn ten aanzien van de vrijwilligers landelijke doelstellingen geformuleerd. In een werkgroep van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) worden deze afspraken gezamenlijk verder uitgewerkt en wordt de voortgang besproken met vertegenwoordigers van de bonden en de LOPV. Om uw Kamer in de gelegenheid te stellen de voortgang van dit dossier te monitoren, blijf ik hierover in het jaarverslag rapporteren.
Bij de politievrijwilligers wordt het onderscheid gemaakt tussen de executieve en de niet-executieve vrijwilligers. Over de afgelopen tien jaar zijn alleen gegevens beschikbaar over de in- en uitstroom van de executieve vrijwilligers. In de onderstaande tabel en grafiek worden deze weergegeven.
In de periode 2005 tot en met 2014 zijn 224 executieve vrijwilligers doorgestroomd naar een vaste betaalde baan bij de nationale politie. Van de niet-executieve vrijwilligers zijn hierover geen cijfers bekend.
Er is geen specifiek budget voor de werving, training en opleiding van politievrijwilligers. De bekostiging hiervan voor de executieve vrijwilligers wordt gedaan vanuit het sterktebudget van de Politieacademie.
In het Inrichtings- en Beheerplan wordt de inzet van vrijwilligers essentieel genoemd voor een succesvolle taakuitvoering. De politie wil haar vrijwilligers evenzo serieus nemen als de medewerkers binnen de politieorganisatie en daarom rekening houden met het takenpakket, de opleidings- en doorgroeimogelijkheden. Het uitgangspunt van de korpsleiding is dat politievrijwilligers bevoegd, bekwaam en toegerust zijn voor de taken waarvoor zij worden ingezet. Zij zijn gelijkwaardig aan beroepscollega’s, zowel waar het de erkenning en de waardering voor het werk van de politievrijwilligers betreft als in de collegiale contacten en cultuur die hiermee samenhangen. De korpsleiding rondt in december de visie op de vrijwilligers binnen de nationale politie af, waarna deze wordt afgestemd met de betrokken partijen en ter besluitvorming wordt voorgelegd in het CGOP.
Het is waar dat de financiële vergoeding voor politievrijwilligers verschilt. Bij de vergoedingen wordt onderscheid gemaakt tussen de executieve en niet-executieve vrijwilligers. Daarnaast zijn er verschillen in vergoedingen, doordat vanuit de oude korpsstructuur sprake is van divers beleid. Het komen tot een landelijk uniform beleid voor politievrijwilligers met eenduidige afspraken ten aanzien van de vergoedingen, heeft dan ook prioriteit.
Ten aanzien van de regelgeving rondom uitkeringen voor politievrijwilligers, verwijs ik u naar de beantwoording van mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op de Kamervragen van de leden Tanamal en Kerstens.5 Hierin wordt toegelicht welke regels gelden voor uitkeringsgerechtigden die politievrijwilligerswerk verrichten.
Zowel dienst- als uniformkleding wordt kosteloos verstrekt dan wel vergoed (art. 15 Besluit Rechtspositie Vrijwillige Politie). Voor vrouwelijke executieve vrijwilligers behoort de sportbeha tot de dienstkleding. Als gevolg van verschil in de wijze waarop deze vergoeding wordt verstrekt binnen de politie-eenheden, kan dit in een enkel geval tot onduidelijkheid leiden bij het verstrekken van de uitkering. Binnen de politieorganisatie wordt op dit moment gewerkt aan het uniformeren van de rechtspositieregeling, waarin ook het vergoedingenstelsel is opgenomen. Hiertoe zal ik overleg treden met mijn ambtgenoot van SZW, het UWV, de Belastingdienst en zo nodig de VNG.
Samen met de nationale politie heb ik onlangs een constructief gesprek gehad met de LOPV over de voortgang. Zoals eerder gesteld, komt de politie nog dit jaar met de visie op de politievrijwilligers die vervolgens wordt besproken in de CGOP werkgroep, waarin de bonden vertegenwoordigd zijn. Ook de verdere uitwerking hiervan zal plaatsvinden met betrokkenheid van deze werkgroep.
Ja.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Oskam (CDA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over politievrijwilligers (ingezonden 27 oktober 2015) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.