Ingediend | 27 oktober 2015 |
---|---|
Beantwoord | 4 november 2015 (na 8 dagen) |
Indiener | Han ten Broeke (VVD) |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z19846.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-488.html |
Ja.
VN-Veiligheidsraadresolutie 1929 verbiedt Iran activiteiten te ondernemen gerelateerd aan ballistische raketten in staat tot het vervoeren van een nucleair wapen. Op basis van de de richtlijnen van het Missile Technology Control Regime (MTCR) kan worden gesteld dat «Categorie 1 Systemen», welke een bereik hebben van meer dan 300km bij een payload van minimaal 500kg, per definitie in staat zijn massavernietigingswapens te vervoeren.
De ballistische raket die Iran op 10 oktober jl. gelanceerd heeft valt zeer waarschijnlijk binnen deze categorie en zou daarmee een schending van VNVR-resolutie 1929 kunnen betreffen. Het kabinet is dan ook van mening dat deze vermeende schending geadresseerd en onderzocht dient te worden middels de geëigende mechanismen hiervoor: VNVR-resolutie 1929 stelt een expertpanel in dat gemelde schendingen kan onderzoeken en draagt het Iran Sanctiecomité op effectief te reageren op schendingen van het embargo.
Op 21 oktober jl. heeft de Verenigde Staten de vermeende schending aan de orde gesteld in een besloten sessie van de VN-Veiligheidsraad. Ook hebben het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten diezelfde dag de vermeende schending aangekaart bij het Iran Sanctiecomité. Het kabinet verwelkomt beide initiatieven.
Restricties op ballistische raketten maken geen onderdeel uit van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). Zoals hierboven beschreven is de rakettest zeer waarschijnlijk een schending van VNVR-resolutie 1929. Het kabinet acht het ontwikkelen en testen van ballistische raketten (in staat tot het vervoeren van een nucleair wapen) door Iran onwenselijk en verwelkomt dan ook het initiatief van Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten om dit aan te kaarten bij de geëigende mechanismen hiervoor. De eerste stappen hiertoe zijn nu gezet. Het kabinet acht het onverstandig vooruit te lopen op de afronding van dit proces.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 3.
VNVR-resolutie 1929 werd destijds ingesteld om Iran te dwingen tot onderhandelingen over zijn nucleaire programma. In resolutie 2231 (2015) geeft de VNVR aan dat het JCPOA een fundamentele verandering markeert in zijn overweging van het vraagstuk omtrent Irans nucleaire programma.
Per «Implementation day» komen de nucleair gerelateerde VNVR-resoluties (waaronder VNVR-resolutie 1929) te vervallen, op hetzelfde moment zullen de restricties op conventionele wapens en ballistische raketten in VNVR-resolutie 2231 (van 20 juli jl.), die het nucleaire akkoord bekrachtigt, pas in werking treden. «Implementation day» zal naar verwachting in de eerste helft van 2016 plaatsvinden.
In Annex B bij de VNVR-resolutie 2231 wordt Iran opgeroepen om de komende 8 jaar geen enkele activiteit te ondernemen gerelateerd aan ballistische raketten die een nucleaire lading zouden kunnen dragen. Ook blijven in principe de restricties op de levering van goederen, materialen, apparatuur en technologie die zouden kunnen worden ingezet ten behoeve van de ontwikkeling van ballistische raketten die een nucleaire lading zouden kunnen dragen de komende 8 jaar van kracht, tenzij de VN-Veiligheidsraad daar bij individuele gevallen een uitzondering op toestaat. Dit is dus een zware ontheffingsconstructie: elk permanent lid van de VNVR kan een aanvraag hiertoe immers vetoën. Eenzelfde constructie bestaat ook voor levering van conventionele wapens, maar dan met een geldigheidsduur van 5 jaar.
Hoewel de restricties op ballistische raketten en conventionele wapens geen onderdeel uitmaken van het JCPOA – en handhaving daarvan dientengevolge ook geen harde waarborging daarvoor kan zijn – creëert VN-Veiligheidsraad resolutie 2231 (2015) wel een aantal juridisch bindende verplichtingen. Eventuele schendingen hiervan dienen volgens het kabinet dan ook in de geëigende instantie – in dit geval de VN-Veiligheidsraad – opgebracht te worden.
Uiteraard blijven de standaard Nederlandse exportcontroleregels altijd van kracht, waarmee het kabinet toeziet op de handhaving van onder meer VNVR-resoluties op het gebied van wapenexport naar Iran en het ballistische wapenprogramma van Iran. Overeenkomstig criterium 1 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (naleving van internationale verplichtingen) zal het kabinet geen vergunning afgeven voor de export van conventionele wapens naar Iran zolang de internationale restricties tegen Iran van kracht zijn.
Zie antwoord vraag 6.
In het JCPOA wordt niet gerefereerd aan een «snapback» mechanisme voor de autonome EU-sancties. Mede op initiatief van Nederland is dit echter wel opgenomen in het Raadsbesluit aangenomen op «Adoption Day» (18 oktober jl.). Indachtig de discussie tijdens het AO Gymnich (d.d. 2 september jl.) heeft Nederland in EU-verband herhaaldelijk gepleit voor een zo sterk mogelijk «snapback» mechanisme. Een automatische «snapback» naar het voorbeeld van de VN bleek echter in strijd met het Verdrag van Lissabon: het (her)instellen van sancties moet volgens het Verdrag met unanimiteit gebeuren. Door middel van een Raadsverklaring, mede op aandringen van Nederland aangenomen op 18 oktober jl., hebben alle EU-lidstaten zich echter nu al publiekelijk gecommitteerd om de autonome EU-sancties onverkort te zullen her-instellen in het geval van significante niet-naleving van het akkoord door Iran. Dit harde politieke commitment levert volgens EU-recht het sterkst mogelijke mechanisme op. In het geval van een «snap back» zullen alle opgeschorte sancties tegen Iran weer van kracht worden.
Voor contracten afgesloten tijdens de sanctieverlichting gelden, op aandringen van Nederland, slechts de overgangsperiodes zoals vastgelegd bij de oorspronkelijke instelling van de sancties (3–6 maanden afhankelijk van de sector). Nederland heeft zicht uitdrukkelijk verzet tegen een verruiming van deze termijnen.