Ingediend | 20 oktober 2015 |
---|---|
Beantwoord | 16 november 2015 (na 27 dagen) |
Indiener | Khadija Arib (PvdA) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | burgerlijk recht internationaal organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z19522.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-603.html |
Ja.
Het uitgangspunt bij interlandelijke adoptie is dat het in het belang van het kind moet zijn. Een van de doelstellingen van het Haags Adoptieverdrag is om te waarborgen dat interlandelijke adopties op zodanige wijze plaatsvinden dat het hoogste belang van het kind daarmee is gediend en de grondrechten die daarbij horen worden geëerbiedigd. Ook heeft het verdrag tot doel samenwerking te verzekeren tussen de verdragslanden opdat deze waarborgen in acht worden genomen en ontvoering, verkoop van of handel in kinderen aldus wordt voorkomen. Verdragslanden zijn daarom verantwoordelijk voor de controle op de naleving van de vereisten die voortvloeien uit het verdrag. Bovendien hebben verdragslanden de plicht om elkaar hierop aan te spreken. Het vertrouwensbeginsel, dat als basis dient voor deze samenwerking en controle, biedt de mogelijkheid om bij vermoedens van mogelijke misstanden elkaar aan te spreken, om opheldering te vragen en zo nodig aan te dringen op maatregelen. Indien voorgaande maatregelen niet tot het gewenste effect leiden, kan uiteindelijk door een van de verdragspartijen worden besloten om de samenwerking onder het verdrag op te schorten of te beëindigen.
Zie antwoord vraag 5.
Staten die bij het Verdrag zijn aangesloten zijn conform het vertrouwensbeginsel verplicht om zich te houden aan de voorwaarden die het Verdrag aan hen stelt. Daarbij heeft de in elke verdragsstaat aanwezige Centrale autoriteit de verantwoordelijkheid om toezicht te houden op de zorgvuldigheid van de adoptieprocedures in haar land. Indien de Centrale autoriteit onregelmatigheden constateert in de procedures, is het haar eigen verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen en indien noodzakelijk over te gaan tot opschorting van de interne procedures. Zo komt het voor dat de Centrale autoriteiten van zendende landen besluiten de interlandelijke adoptieprocedures (tijdelijk) op te schorten totdat maatregelen zijn genomen om de zorgvuldigheid van de procedures te waarborgen.
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 6.
Nee, ik zie hiertoe geen aanleiding. Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, biedt het verdrag de verdragslanden de mogelijkheid om bij vermoedens van misstanden elkaar daarop aan te spreken.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Arib (PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over adoptie van kinderen uit Bulgarijë (ingezonden 20 oktober 2015) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.