Ingediend | 15 oktober 2015 |
---|---|
Beantwoord | 18 maart 2016 (na 155 dagen) |
Indiener | Vera Bergkamp (D66) |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z19261.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1934.html |
Ik heb hiernaar navraag gedaan bij het CIZ. Het CIZ geeft aan dat de volgende situaties zich in het begin van 2015 hebben kunnen voordoen:
In beide situaties wees het CIZ de aanvraag af. De cliënt kon dan bij de gemeente of zorgverzekeraar terecht voor zijn zorg en ondersteuning. In juli 2015 heeft aanpassing van de Regeling langdurige zorg plaatsgevonden. In de regeling is toen opgenomen dat deze verzekerden in aanmerking kunnen komen voor een «laag» zorgprofiel (bijlage «F» van de Rlz). Het CIZ past sindsdien de uitvoering van het overgangsrecht conform bijlage «F» toe. Hierdoor behoudt een cliënt, die in 2014 over een AWBZ-indicatie beschikte, ook bij een gewijzigde zorgvraag, zijn recht op de Wlz. Oók als niet (meer) wordt voldaan aan de vereisten van de Wlz. Bovenstaande situaties kunnen zich daarmee niet meer voordoen. Het is het CIZ niet bekend dat cliënten hierdoor tussen wal en schip dreigden te vallen.
Bij navraag bij het CIZ geeft het CIZ aan dat zij geen andere IQ-grensbepaling hanteert.
Ik ben er van op de hoogte dat er situaties zijn waarin een cliënt een ggz-indicatie onder de AWBZ had die werd verzilverd in een verpleeghuis, verzorgingshuis of een vg-instelling. Het kan daarom vóórkomen dat een cliënt vanaf 2015 is doorverwezen naar de Wmo 2015, ook indien sprake is van een laag IQ. De zorg en ondersteuning voor een cliënt met een laag IQ kan heel wel door de Wmo worden geboden, al dan niet in combinatie met de Zvw.
Er kunnen zich situaties voordoen, waarin een cliënt met een verstandelijke beperking tijdelijk behoefte heeft aan een beschermende woonomgeving binnen de Wmo 2015. Dan is een GGZ-behandeldoel niet (meer) aan de orde.
Het CIZ dient altijd zorgvuldig te handelen. Ik heb geen signalen dat cliënten zorg mislopen door onzorgvuldig handelen.
Indien de situatie zich voordoet dat een cliënt bij een gewijzigde zorgvraag is aangewezen op een ander domein, dan zal het CIZ een overgangsperiode in acht nemen. Daarbij wordt rekening gehouden met de mate waarin wordt ingegrepen in de nog lopende indicatie en de aard en de omvang van de door de verzekerde aangegane verplichtingen ter voorziening in zijn zorgbehoefte. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat het CIZ de nog lopende indicatie verlengt, om te voorkómen dat cliënten verstoken raken van zorg.
Daarnaast is ook de indicatiesteller in het nieuwe domein (Wmo en/of Zvw) verantwoordelijk voor een zorgvuldige overgang tussen de domeinen. Cliënt en de aanbieder hebben voorts gezamenlijk de verantwoordelijkheid om tijdig afspraken te maken.
Op landelijk niveau is er een zogenoemde implementatietafel HLZ, waarin het Ministerie van VWS samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de ZBO’s, cliëntorganisaties, branches van aanbieders concrete issues uitwisselen en zo veel mogelijk oplossen. Indien dat nodig blijkt te zijn kunnen aan deze tafel ook aanvullende afspraken tussen CIZ, aanbieder(s), gemeenten en verzekeraars gemaakt worden, om een zorgvuldige overgang te waarborgen.
Daarnaast heb ik de «Helpdesk aanbieders» ingesteld, deze ondersteunt aanbieders bij het oplossen van concrete knelpunten en informeert mij daarover op hoofdlijnen. Hetzelfde geldt voor het meldpunt «Het Juiste Loket», voor cliënten.
Zie antwoord vraag 6.
Indien een cliënt niet in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie, dan zal de benodigde zorg en ondersteuning vanuit de Wmo en of de Zvw dienen te worden geboden. Het is niet zo dat uitsluitend de Wlz het domein is dat adequaat in een intensieve zorgbehoefte kan voorzien; ook binnen de Wmo en de Zvw kan dat. Verder verwijs ik naar het antwoord op de vragen 6 en 7.
In 2014 heb ik met partijen werkafspraken gemaakt voor de HLZ-transitie. Door middel van het cockpitoverleg en monitors van de partijen heb ik in de afgelopen periode de voortgang op deze afspraken gevolgd en u daarover geïnformeerd in de voortgangsrapportages HLZ. Ik heb daarbij geconstateerd dat de continuïteit van (passende) zorg en ondersteuning voor de cliënten is gewaarborgd.
De HLZ-regiosecretarissen heb ik gefaciliteerd zodat de uitwerking van de samenwerkingsafspraken op regionaal niveau ondersteund werd. U bent geïnformeerd over de uitkomsten en stand van zaken van deze samenwerking in de voortgangsrapportage HLZ van 2 november jongstleden. Het is nu aan het veld zelf om voort te bouwen op de basis die is gelegd. Goede afspraken om de overgang tussen zorgdomeinen soepel te laten verlopen zijn het meest effectief als ze op lokaal/regionaal niveau gemaakt zijn, met betrokkenheid van de professionals die er uitvoering aan geven.
In het AO decentralisatie Wmo van 2 december 2015 heb ik uw Kamer daarnaast toegezegd de komende periode in overleg met VNG en ZN te bezien wat er nog meer gedaan kan worden om de samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars te bevorderen. Ik zal u hier vóór het einde van het eerste kwartaal over informeren.
Zie antwoord vraag 9.
Nee. Het CIZ indiceert op grond van beleidsregels die zijn aangepast in verband met de hervorming van de langdurige zorg.