Ingediend | 7 oktober 2015 |
---|---|
Beantwoord | 1 december 2015 (na 55 dagen) |
Indiener | Joram van Klaveren (GrBvK) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z18396.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-738.html |
Ja.
Het bericht betreft een persbericht van het Centrum Internationale Kinderontvoeringen (CIKO) en is niet van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het aantal dat in het bericht wordt genoemd betreft uitgaande zaken2 die bij het CIKO zijn gemeld nadat de ontvoeringen in de zomer hadden plaatsgevonden.
Indien een kind vanuit Nederland ongeoorloofd naar het buitenland is overgebracht of daar wordt achtergehouden, kan de achtergebleven ouder een verzoek richten tot de Nederlandse Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden om de Centrale autoriteit van het land waar het kind thans verblijft op de hoogte te stellen van de ongeoorloofde overbrenging of achterhouding en de terugkeer van het kind te bewerkstelligen. De Nederlandse Centrale autoriteit zal op basis van het aanvraagformulier beoordelen of sprake is van kinderontvoering volgens het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Indien daarvan sprake is, zal de Nederlandse Centrale autoriteit bij de Centrale autoriteit van het land waar het kind verblijft, een verzoek indienen tot teruggeleiding van het kind. In geval het kind is overgebracht naar een staat die geen partij is bij het Haags Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering, dan wel het Europees Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en het herstel daarvan, is er in het buitenland geen Centrale autoriteit. Het verzoek wordt dan langs diplomatieke weg gericht tot de aangezochte staat door tussenkomst van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Ik ben bekend met deze zaak.
In algemene zin kan ik u berichten dat Egypte niet is aangesloten bij het HKOV. Wanneer een kind ongeoorloofd wordt meegenomen naar of wordt achtergehouden in een land dat niet is aangesloten bij het HKOV wordt het verzoek om teruggeleiding van de achtergebleven ouder door de Ca IKA doorgeleid naar het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken stelt zich op haar beurt via de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het desbetreffende land in verbinding met de bevoegde autoriteit(en) aldaar, met als doel de zaak onder de aandacht te brengen van die autoriteit(en) en om die autoriteit(en) ertoe te bewegen het kind terug te geleiden naar Nederland binnen de kaders van de lokale wet- en regelgeving. De Nederlandse autoriteiten zijn afhankelijk van de medewerking van de autoriteiten van het land waar het kind zich bevindt om de teruggeleiding daadwerkelijk te realiseren.
U vraagt mij welke maatregelen ik voornemens ben te treffen om Amber en Yasmine zo snel mogelijk terug te halen naar Nederland, daarnaast verzoekt u mij om antwoord te geven of de vader staat gesignaleerd en zo ja, of hij bij aankomst in Nederland kan worden aangehouden.
Op de inhoud van lopende individuele zaken kan ik in het belang van deze zaken en in het kader van de Wet Bescherming Persoonsgegevens niet ingaan. Om deze reden onthoud ik mij van verdere beantwoording over de inhoudelijke aspecten van deze zaak.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, dat de schriftelijke vragen van het lid Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) over over ontvoering van kinderen (ingezonden 7 oktober 2015) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.