Ingediend | 1 oktober 2015 |
---|---|
Beantwoord | 30 oktober 2015 (na 29 dagen) |
Indiener | Michel Rog (CDA) |
Beantwoord door | Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap overige vormen van onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z17933.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-443.html |
Uitgegaan is van de prognose die deel uitmaakte van de aanvraag die de Stichting De Wijnberg in 2012 heeft ingediend.2
De aanvraag van de Wijnberg uit 2012 is bij de beantwoording van deze vragen gevoegd. In deze aanvraag wordt de onderbouwing van de behoefte aan extra capaciteit gedaan op basis van de leerlingenaantallen van so school De Wijnberg tussen 2007 en 2012, inclusief de prognose voor de jaren 2013 en 2014. De verwachting was dat vanaf 2013 de school bezocht zou worden door 180 leerlingen, waarvan 21 in de vso leeftijd.
In het voorjaar van 2014 is afgesproken dat de Dienst uitvoering onderwijs (DUO) zou toetsen of de vso licentie terecht is toegekend. Omdat in de oorspronkelijke aanvraag niet is aangetoond of er al dan niet leerlingen zijn voor wie binnen redelijke afstand plaatsruimte beschikbaar zal zijn, is aanvullende informatie opgevraagd bij de Wijnberg. DUO heeft vervolgens beoordeeld of op basis van de aanvullende informatie kan worden geconstateerd dat de vso licentie destijds onterecht is toegekend. Dat bleek niet het geval te zijn.
De aanvraag is ingediend en beoordeeld door DUO. Zij hebben hiervoor op basis van de Algemene wet bestuursrecht zes weken. De aanvraag is ruim binnen de termijn afgehandeld. Zoals in antwoord op vraag 3 is aangegeven, is de aanvraag in 2014 opnieuw beoordeeld. Ook met de aanvullende informatie kan niet worden geconstateerd dat de licentie onterecht is toegekend.
Bekend was dat zowel (v)so school de Velddijk (Onderwijsgroep Buitengewoon) als so school de Wijnberg (Stichting de Wijnberg) een samenwerkingsovereenkomst hadden met de Mutsaersstichting. Op basis van deze overeenkomst, vastgelegd bij DUO, mochten de scholen kinderen die geplaatst werden in de instelling direct inschrijven in het (v)so. Voor deze kinderen hoefde niet eerst een indicatie aangevraagd te worden. De samenwerking is niet betrokken bij de beoordeling van de aanvraag.
Het is mij bekend dat school de Velddijk (Onderwijsgroep Buitengewoon) de locatie op het terrein van de Mutsaersstichting heeft gesloten. Uit het verslag van een bestuursgesprek met de inspectie (zie ook het antwoord op vraag 7) blijkt dat het bestuur de medewerkers heeft kunnen herplaatsen waardoor gedwongen ontslagen zijn voorkomen. Verder vind ik het belangrijk dat de leerlingen steeds onderwijs hebben kunnen volgen.
Wat betreft de rechtszaak het volgende. Als partijen afspraken vastleggen in een overeenkomst over samenwerking en het eventueel beëindigen daarvan, dan moeten partijen zich daar ook aan houden. Als een partij zich daar niet aan houdt, is het goed dat de rechter die partij daar op aanspreekt en verzoekt alsnog conform de afspraken te handelen. De rechter heeft niet gevraagd om de «oude» situatie, van voor het verbreken van het contract te herstellen.
Zonder de toekenning van een vso licentie aan de Wijnberg was de Mutsaersstichting aangewezen op het vso onderwijs van school de Velddijk (Onderwijsgroep Buitengewoon) of op een andere (v)so school.
Het is mij niet bekend dat de behandeling zou worden stopgezet indien de kinderen niet de overstap zouden maken naar De Wijnberg. De Inspectie van het onderwijs (hierna inspectie) heeft daar destijds geen signalen van ontvangen. Wel is de problematiek onderwerp van gesprek geweest in de bestuursgesprekken met de Onderwijsgroep Buitengewoon en Stichting de Wijnberg die de inspectie jaarlijks voert. Er zijn geen feiten geconstateerd die aanleiding zouden kunnen zijn voor nader onderzoek bij de genoemde onderwijsbesturen.
Wat betreft uw vraag over de vrije keuze van onderwijs wijs ik erop dat voor kinderen geplaatst in een residentiële instelling (bijna) altijd geldt dat zij zijn aangewezen op de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die het onderwijs verzorgt in die instelling.
Er is geen bredere uitvraag gedaan, omdat de verantwoordelijkheid voor het leveren van prognoses bij een aanvraag voor de uitbreiding van een school voor speciaal onderwijs met voortgezet speciaal onderwijs ligt bij de aanvragende school.