Ingediend | 30 september 2015 |
---|---|
Beantwoord | 11 november 2015 (na 42 dagen) |
Indieners | Nine Kooiman , Tjitske Siderius (PvdA) |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | jongeren openbare orde en veiligheid organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z17816.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-557.html |
Ik vind het van belang dat de leerling na het verblijf in een residentiële voorziening direct een passende plek op een vervolgschool heeft. Dit kan op de school van herkomst zijn, maar ook op een andere school. De school waar de leerling na het verblijf wordt aangemeld, heeft de zorgplicht. Dat betekent dat deze school moet beoordelen of de leerling op de eigen school kan worden toegelaten of dat een plek op een andere school het meest passend is.
De school die is verbonden aan de residentiële voorziening heeft de zorgplicht voor deze leerling gedurende de periode dat de leerling onderwijs volgt op de school vanwege de plaatsing in de residentiële voorziening. Wanneer het verblijf van de leerling eindigt, en dus ook de plaatsing op de school, is het de taak van de school om de leerling over te dragen aan de vervolgschool. Een tijdige aanmelding bij de vervolgschool is belangrijk. De leerling blijft onderwijs volgen op de school die is verbonden aan de residentiële voorziening totdat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Na de aanmelding neemt de (vervolg)school de zorgplicht over.
De overgang van de school die is verbonden aan de residentiële instelling naar de school van herkomst of een andere (reguliere of speciale) school loopt nog niet altijd vlekkeloos. Via de website van passend onderwijs en de accountmanagers werden hierover ook vragen ontvangen. Daarom is er op de website een stroomschema geplaatst op basis waarvan de samenwerkingsverbanden kunnen zien hoe de verantwoordelijkheden zijn belegd bij deze overgang en worden vragen beantwoord over individuele leerlingen wanneer het voor een samenwerkingsverband niet duidelijk is. Ook is een handreiking gemaakt om scholen en samenwerkingsverbanden te ondersteunen bij het realiseren van een doorlopende schoolloopbaan voor leerlingen die vanuit een gesloten onderwijssetting terugstromen naar een vervolgschool.
Voor leerlingen die kort verblijven (een paar weken of een paar maanden) op een residentiële voorziening brengt de in- en uitschrijving veel administratieve lasten met zich mee. Daarom is in de Variawet passend onderwijs geregeld dat leerlingen die kort worden geplaatst in een residentiële voorziening (maximaal 3 maanden), ingeschreven mogen blijven op de school van herkomst. Naast de administratieve lastenverlichting biedt dit ook voordelen voor de inhoudelijke doorgaande lijn van het onderwijs aan de leerling. Deze bepaling treedt op 1 januari 2016 in werking. De AMvB waarin deze voorwaarden zijn geregeld, is onlangs gepubliceerd voor een openbare internetconsultatie.
Met een plaatsbekostiging voor scholen die zijn verbonden aan residentiële voorzieningen wordt het probleem van een goede overgang van de school bij het verblijf naar een vervolgschool niet opgelost. Leerlingen die uitstromen uit een residentiële voorziening hebben niet altijd een school van herkomst of kunnen niet altijd terugstromen naar de school van herkomst.
Daar komt bij dat plaatsbekostiging betekent dat er dubbel wordt bekostigd: leerlingen worden meegeteld en bekostigd op de school van herkomst én de school die is verbonden aan de residentiële voorziening ontvangt een bedrag per plaats per schooljaar.
Aan nagenoeg alle residentiële voorzieningen is een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs verbonden. Dat betekent dat kinderen die in een residentiële voorziening worden geplaatst altijd een plek hebben op de school die is verbonden aan de instelling. De instelling en de school maken afspraken met elkaar over het aantal plekken en zij stemmen de zorg en het onderwijs waar mogelijk op elkaar af.
Wanneer de leerling de instelling en dus ook de school verlaat, kan de leerling het gehele jaar door instromen op een vervolgschool. Het samenwerkingsverband heeft de wettelijke taak om in het ondersteuningsplan op te nemen welke procedure wordt gevolgd bij de terug- en overplaatsing van leerlingen uit het (voortgezet) speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs. Hiermee heeft het samenwerkingsverband een verantwoordelijkheid om voor leerlingen die afkomstig zijn van een school die is verbonden aan een residentiële voorziening, een passende plek te vinden op een vervolgschool in het samenwerkingsverband. Ook heb ik een aantal maatregelen genomen om de overgang vanuit het onderwijs dat is verbonden aan een residentiële voorziening naar een vervolgschool. Zie het antwoord op vraag 2.
De termijn waarbinnen een school een besluit moet nemen over de plaatsing van een leerling die afkomstig is van een school die is verbonden aan een residentiële voorziening, is dezelfde termijn die ook geldt voor alle andere leerlingen die bij de school worden aangemeld. Dit is een termijn van ten hoogste 6 weken plus een eventuele verlenging van maximaal 4 weken. Deze termijnen zijn opgenomen in de wetgeving passend onderwijs en sluiten aan bij de Algemene wet bestuursrecht. Om te voorkomen dat een leerling thuiszit in de periode die ligt tussen het onderwijs tijdens en na de plaatsing in de residentiële voorziening, is het van belang dat zo snel mogelijk na de plaatsing in de residentiële voorziening het gesprek wordt gevoerd over het vervolgonderwijs na de plaatsing.
Namens de gemeenten heeft de VNG in 2014 afspraken gemaakt met aanbieders van jeugdhulp met een landelijke schaal en een specialistische functie. Aan deze landelijk werkende instellingen is, net als bij de regionale voorzieningen, een school voor (v)so verbonden. Het afsluiten van convenanten tussen samenwerkingsverbanden en deze landelijke aanbieders van jeugdhulp is daarom niet aan de orde. Een kind dat wordt geplaatst in een landelijk werkende instelling, krijgt automatisch een toelaatbaarheidsverklaring voor het (v)so gedurende het verblijf in de instelling. Dit verloopt hetzelfde als bij de plaatsing in de residentiële voorzieningen die door de gemeenten worden gefinancierd.
Alle leerlingen in een residentiële jeugdzorgvoorziening hebben een plek op een school die is verbonden aan de residentiële voorziening tijdens hun verblijf. Soms kunnen leerlingen tijdelijk niet of niet volledig naar school tijdens het verblijf, vanwege een grote zorgbehoefte. Dit wordt dan vastgelegd in het ontwikkelingsperspectief. Hierin moet ook worden opgenomen op welke termijn de leerling wel volledig onderwijs kan volgen. Hiervan is geen totaaloverzicht beschikbaar. De Inspectie van het Onderwijs ziet er op toe dat de scholen die zijn verbonden aan een residentiële voorziening voor alle leerlingen een ontwikkelingsperspectief opstellen en dat zij op dit punt samenwerken met de zorginstelling. Ik vind het daarom niet nodig om hiernaar een apart onderzoek uit te voeren.
Er kunnen redenen zijn waarom een leerling (tijdelijk) niet naar school gaat. De mogelijkheden voor deze leerlingen schets ik in de brief over onderwijs op een andere locatie dan de school, die op korte termijn aan u wordt toegezonden. Uitgangspunt daarbij is steeds dat het om individuele leerlingen gaat waarbij de school waar de leerling staat ingeschreven verantwoordelijk blijft voor het onderwijs aan de betreffende leerling.