Ingediend | 17 september 2015 |
---|---|
Beantwoord | 9 oktober 2015 (na 22 dagen) |
Indieners | Renske Leijten , Henk van Gerven |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z16645.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-244.html |
De conclusie dat er op de budgetten van instellingen voor zorg in natura wordt gekort is voorbarig. Ik verwacht dat er landelijk gezien voldoende middelen beschikbaar zijn zodat zorgkantoren via een onderlinge herverdeling tekorten zelf kunnen oplossen. In de brief van Achmea wordt aangegeven dat in dat geval de korting niet nodig is.
De contracteerruimte voor zorg in natura en het beschikbare kader voor pgb zijn regionaal verdeeld over de zorgkantoren. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 19 juni jl4 is mijn conclusie op grond van het mei-advies van de NZa5 over het budgettair kader Wlz 2015 dat de beschikbare middelen op landelijk niveau toereikend zijn. De NZa gaf in haar mei-advies reeds aan dat in een aantal regio’s tekorten kunnen ontstaan, die zorgkantoren kunnen oplossen door onderling middelen te herverdelen. Zorgkantoren hebben dit onderschreven. Dit proces van herverdelen tussen de zorgkantoren moet in de maand oktober gaan plaatsvinden.
Achmea Zorgkantoren heeft in haar brief van 19 augustus aangegeven dat zij een tekort op de contracteerruimte verwacht. Het betrof hier een verwacht tekort op de eigen contracteerruimte, zonder rekening te houden met een mogelijke herverdeling van middelen tussen regio’s. Achmea geeft in haar brief ook aan dat het haar intentie is om aanvullende productie-afspraken te maken indien er via de herverdeling voldoende middelen beschikbaar komen, zodat er uiteindelijk geen sprake zal zijn van een korting. Naar mijn huidige inzichten is het landelijke kader toereikend om de regionale tekorten (ook bij Achmea) op te lossen. Ik heb de zorgkantoren daarom gevraagd om actief met elkaar in overleg te gaan over de herverdeling van de beschikbare middelen. Teneinde het proces van herverdelen over de regio’s zoveel mogelijk te faciliteren heb ik de NZa gevraagd om in oktober een update uit te brengen van haar eerdere mei-advies, zodat er een geactualiseerd beeld beschikbaar is over de toereikendheid van het kader.
Zie antwoord vraag 2.
Nee. Er is geen verband tussen de tekorten die Achmea signaleert op haar pgb-kader en de wijze waarop uitbetalingen via het trekkingsrecht plaatsvinden. De zorgkantoren van Achmea beschikken over regionale budgetten die het maximale bedrag aangeven waarvoor pgb-verplichtingen kunnen worden aangegaan. Het beroep op de verplichtingenruimte voor pgb in de Wlz neemt toe, omdat het aantal budgethouders geleidelijk toeneemt. Met deze stijging is in de raming van de pgb-uitgaven grotendeels rekening gehouden. De feitelijke uitbetalingen vanuit het pgb aan zorgverleners verlopen via het trekkingsrecht. Met instemming van de Kamer is besloten prioriteit te leggen bij de uitbetalingen. Hiervoor zijn terugvalscenario’s ontwikkeld. Deze terugvalscenario’s zijn geen verklaring voor de toename van de inzet van pgb-gelden, zoals zorgkantoren die waarnemen. De feitelijke betalingen waaraan de woordvoerder van VGN refereert hebben immers geen invloed op de door zorgkantoren aangegane verplichtingen.
Nee. Zoals ik hiervoor heb aangegeven verwacht ik dat de zorgkantoren door onderlinge herverdeling van middelen de regionale tekorten kunnen oplossen.
Op grond van cijfers van de NZa constateer ik dat het aantal budgethouders in de Wlz is toegenomen van circa 27,7 duizend op 1-1-2015 tot circa 30 duizend op 1-8-2015. Dat is een stijging met circa 1% per maand. Het kan hierbij gaan om nieuwe aanvragen of omzettingen van zorg-in-natura-indicaties.
De genoemde realisatiecijfers van de SVB betreffen het totaal van alle budgethouders (dus behalve Wlz ook Jeugdwet, Wmo en Zvw) en zijn daarmee niet vergelijkbaar met de ontwikkeling van het aangevraagde pgb’s.
Ik heb op 27 augustus 2015 kennis genomen van de brief.
Bij een aandeel van 0,6% van de contracteerruimte van Achmea gaat het om een bedrag van circa € 31 miljoen. Het betreft hier middelen voor de inkoop van Wlz-zorg. Zorgkantoren beschikken niet over buffers die zij kunnen inzetten voor de inkoop van (extra) Wlz-zorg.
Achmea heeft ervoor gekozen zorgaanbieders te informeren, uitgaande van de situatie die zou ontstaan indien de in haar eigen regio ontstane tekorten niet door middel van regionale herverdeling van middelen zouden kunnen worden weggewerkt. Achmea geeft in haar brief tevens aan dat er mogelijkheden zijn voor aanvullende afspraken indien er via een herverdeling over de regio’s of via de nacalculatie extra middelen beschikbaar komen. Zoals ik hiervoor aangaf, verwacht ik dat de zorgkantoren door onderlinge herverdeling van middelen de regionale tekorten kunnen oplossen.
De NZa is op de hoogte van de (verwachte) benutting van de contracteerruimte van Achmea. De NZa is bezig met het opstellen van de beleidsregel Nacalculatie en verwacht die in de komende weken te kunnen publiceren.
Evenals in de voorgaande jaren verwacht ik dat ook in 2015 niet alle budgethouders hun pgb volledig zullen benutten. In de afgelopen jaren 2013 – 2014 ging het landelijk gezien om een bedrag van circa € 0,3 miljard dat niet is besteed (ten opzichte van een subsidieplafond in de AWBZ van ruim € 2,6 miljard). Om die reden wordt het pgb-kader voor de zorgkantoren elk jaar hoger vastgesteld dan het bedrag dat beschikbaar is op de VWS-begroting.
Zie antwoord vraag 11.
De Sociale Verzekeringsbank kan pas na afloop van het jaar vaststellen welk deel van het beschikbare verplichtingenbedrag voor pgb niet is besteed. Een budgethouder krijgt een trekkingsrecht op zijn of haar pgb op jaarbasis. Daarbij kan het bestedingsritme verschillend zijn. Sommige budgethouders besteden een relatief groot deel aan het begin van het jaar, anderen pas aan het einde van het jaar. De balans over de totale betalingen ten laste van het pgb-kader kan dus pas na afloop van het jaar worden opgemaakt. Het kabinet heeft vooraf reeds een inschatting hiervan gemaakt. Het kabinet gaat ervan uit dat er na afloop van het jaar sprake zal zijn van een onderuitputting van circa 14% op het beschikbare verplichtingenplafond van € 1,4 miljard in 2015. Met deze onderuitputting van circa € 0,2 miljard is reeds rekening gehouden in de begroting. Deze leidt daarmee dus niet tot extra uitgavenruimte.