Ingediend | 25 augustus 2015 |
---|---|
Beantwoord | 15 september 2015 (na 21 dagen) |
Indiener | Renske Leijten |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z14976.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-10.html |
Ik heb kennis genomen van het artikel in het Algemeen Dagblad van 24 augustus met de titel «Camera houdt oogje in het zeil in Haagse verpleegcentra».
De Minister en ik hebben in onze brief «e-health en zorgverbetering» van 2 juli 2014 aangegeven welke kansen en mogelijkheden een goede inzet van techniek en ICT biedt om de zorg te verbeteren. Technologische ontwikkelingen, waaronder cameratoezicht, bieden in mijn opinie kansen om niet alleen de zorg efficiënter te organiseren, maar ook de zelfredzaamheid en de kwaliteit van leven van mensen te vergroten. Ik heb in het land vele voorbeelden gezien waar met de inzet van ICT de contactmomenten in de zorg beter werden afgestemd op de behoeften van de bewoner, in plaats van contact op het moment dat het in de «ronde» van het personeel past.
Dat wil niet zeggen dat alle inzet van technologie tot betere zorg leidt. Ik heb niet de illusie dat de overheid kan bepalen in welke gevallen de inzet van ICT leidt tot goede zorg. Dit laat ik aan het oordeel van de zorgprofessional en (vertegenwoordigers van) bewoners. Van belang is wel dat besluitvorming hierover met de cliëntenraad en met personeel is afgestemd, om te borgen dat het past bij de behoeften van de bewoners en werknemers. Daarnaast moet de toepassing van technologie in de zorg goed worden besproken met de individuele cliënt en/of zijn vertegenwoordiger, waarbij de wensen en behoeften van de cliënt en eventuele risico’s van de toepassing betrokken worden.
Meer specifiek ingaand op de casus die aan de orde is, kan cameratoezicht – als het op een goede manier wordt ingezet – bijdragen aan betere zorg. Bijvoorbeeld omdat het bewoners meer rust geeft omdat zij ‘s nachts minder gestoord worden en het personeel wordt ontlast doordat zij langer bij een bewoner kunnen blijven die wakker is, als de rest van de bewoners rustig liggen te slapen. De snelheid van het contact met een hulpverlener in een meldkamer als bewoners op de alarmknop drukken kan hen juist een veilig gevoel bieden, als goed is geregeld dat er vervolgens snel hulp komt als dat nodig is.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Er is geen vastomlijnde definitie van wat een «domoticacentrum» is. In het algemeen geldt dat de zorgaanbieder verplicht is om goede kwaliteit van zorg te leveren, zoals is vastgelegd in de Kwaliteitswet zorginstellingen. Een onderdeel van die verplichting is dat mensen die een rol in de zorgverlening hebben, in staat moeten zijn die rol te kunnen vervullen. Bij de inrichting en bezetting van een «domoticacentrum» zal dus goed moeten zijn nagedacht over wie op welk moment informatie krijgt en moet zijn geborgd dat zij in staat zijn om die informatie goed te beoordelen.
Ik weet van een aantal instellingen dat zij hiermee experimenteren. Een landelijk dekkend overzicht heb ik niet. Aanbieders meten zelf de ervaringen en tevredenheid van cliënten en professionals. De manier waarop resultaten gemeten worden varieert en hangt mede af van het soort toepassing en de doelstellingen van de pilots. Hoe organisaties hier mee omgaan is aan hen, waarbij ik er van uitga dat zij dit, zoals zij ook wettelijk verplicht zijn, in afstemming doen met hun cliënten. Ik zie geen meerwaarde in het verzamelen van deze informatie.
In mijn brief over e-health en zorgverbetering van 2 juli 2014 ga ik onder andere in op het gebruik van slimme toepassingen zoals cameratoezicht en domotica in de zorg. Dit draagt eraan bij dat mensen veilig langer thuis kunnen wonen. Het doel dat de Minister en ik in deze brief hebben gesteld is dat iedereen die zorg en ondersteuning thuis ontvangt binnen 5 jaar de mogelijkheid heeft om – desgewenst – via een beeldscherm 24 uur per dag met een zorgverlener te communiceren. De ontwikkeling hiervan wordt gemonitord en Uw Kamer wordt hierover via voortgangsrapportages geïnformeerd.
Informatie over de kosten wordt niet meegenomen in de voortgangsrapportage e-health en zorgvernieuwing. Welke kosten er gemoeid zijn met de inzet van cameratoezicht is afhankelijk van de lokale situatie. Ik vind niet alleen van belang wat de kosten van technologie zijn maar ook wat de maatschappelijke baten en de meerwaarde voor de cliënt en personeel zijn. Voor de inzet van technologie in algemene zin kan gesteld worden dat hieraan op al die vlakken een positieve businesscase ten grondslag ligt. Kwaliteit en doelmatigheid kunnen prima hand in hand gaan.
Zoals ik in mijn antwoord op bovenstaande vragen heb aangegeven ben ik van mening dat de inzet van technologie, waaronder ook cameratoezicht, mits goed ingezet en in nauw overleg met cliënten en professionals, kansen biedt om de zorg efficiënter te organiseren en de zelfredzaamheid en kwaliteit van het leven van mensen te vergroten.
Ik heb kennis genomen van de jaarrekening van Stichting Eykenburg. Het is aan de Raad van Bestuur om besluiten te nemen over de inzet van middelen van de Stichting en het is aan de Raad van Toezicht om hierop toe te zien. Dit geldt ook voor de inzet van camera’s, zoals bij een toenemend aantal instellingen (waaronder de door u genoemde Stichting Eykenburg, WoonZorgcentra Haaglanden en Stichting Zorggroep Florence) gebeurt.
Zoals ik ook in mijn antwoord op bovenstaande vragen heb geantwoord is het wel van belang dat dergelijke beslissingen worden genomen in afstemming met de cliëntenraad en het personeel. De inzet van camera’s, bewegingssensoren en andere technologie kan onder meer tot voordeel hebben dat er minder vrijheidsbeperkende maatregelen hoeven te worden genomen (cliënten kunnen zich vrijer bewegen binnen een afgesproken gebied) en dat de nachtrust van cliënten minder wordt verstoord door controles van het verzorgend personeel.
Zie antwoord vraag 10.
Zie antwoord vraag 10.
Het hebben van een domoticacentrum hoeft niets te zeggen over de grootte van een instelling. Er zijn ook voorbeelden van kleinschalige initiatieven die vanuit doelmatigheidsoverwegingen gezamenlijk een domoticacentrum of meldkamer hebben ingericht. Die ontwikkeling zien we ook in de curatieve zorg.
Het is niet aan mij om een opvatting met uw Kamer te delen over het gebruik van camera’s in de kinderopvang en het basisonderwijs. Dat is aan respectievelijk de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW).
Zie antwoord vraag 14.
Met de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning worden cliënten in de toekomst meer in hun eigen omgeving geholpen. De trend dat mensen langer thuis blijven wonen is al langer zichtbaar en is ook iets waar instellingen zich op voorbereiden (of al op hebben voorbereid) door bijvoorbeeld verzorgingshuizen om te vormen tot moderne woonzorgcentra waar mensen op basis van het scheiden van wonen en zorg geholpen worden. Voor cliënten die met een indicatie voor een laag ZZP in een instelling verblijven en niet in staat zijn om op zichzelf te gaan wonen, geldt dat zij het recht houden op een plek in een zorginstelling. In mijn brief van 13 juli 2015 (TK 2014–2015, 31 765, nr. 159) heb ik aangekondigd dat ik voornemens ben om voor cliënten met een indicatie voor een laag ZZP die op 31 december 2014 zorg kregen in de vorm van een VPT, te regelen dat zij ook in de toekomst hun zorg kunnen blijven ontvangen in de vorm van een VPT vanuit de Wlz.
Zoals ik in Waardigheid en Trots (Kamerstuk 31 765, nr. 124) heb aangegeven, draait goede zorg voor ouderen in de verpleeghuizen in essentie om maximaal behoud van kwaliteit van leven. Dat betekent zorg die aansluit bij de wensen en mogelijkheden van de cliënt met warme betrokkenheid van familie en naasten. Wanneer een cliënt nog mogelijkheden heeft om in bepaalde opzichten zijn of haar zelfstandigheid te behouden, draagt dat bij aan het gevoel zelf regie te hebben op het leven en nuttig bezig te zijn.
Het gaat daarbij uiteraard om persoonlijk maatwerk. Iedere individuele casus is anders. Het is aan de cliënt en professional om samen de wensen en mogelijkheden ten aanzien van eigen zelfstandigheid goed in beeld te brengen en daarbij te bezien wat mensen nog wel zelf kunnen en willen en wat door de zorgverleners overgenomen moet worden.
Hoe aanbieders hier in praktijk mee omgaan, hoe zij kenbaar maken welke cliënt waarin ondersteund wordt, dat bespreken aanbieders met cliënten en met het personeel. Dit varieert per aanbieder. Sommige aanbieders leggen dit vast in het persoonlijk plan van de cliënt. Deze aanbieder gebruikt als geheugensteuntje een sticker. Het is belangrijk dat medewerkers en cliënten met elkaar bespreken wat werkt en wat men prettig vindt.
Zie antwoord vraag 17.
Zie antwoord vraag 17.
Zie antwoord vraag 17.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 16 heb aangegeven geldt voor cliënten die met een indicatie voor een laag ZZP in een instelling verblijven en niet in staat zijn om op zichzelf te gaan wonen, dat zij het recht houden op een plek in een zorginstelling. In mijn brief van 13 juli 2015 (TK 2014–2015, 31 765, nr. 159) heb ik aangekondigd dat ik voornemens ben om voor cliënten met een indicatie voor een laag ZZP die op 31 december 2014 zorg kregen in de vorm van een VPT, te regelen dat zij ook in de toekomst hun zorg kunnen blijven ontvangen in de vorm van een VPT vanuit de Wlz.
Wanneer een zorgaanbieder besluit om de zorg voor cliënten te ondersteunen met de inzet van domotica, bijvoorbeeld voor het toezicht tijdens de nacht, is voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg van belang dat er per individuele cliënt een risico-inschatting is gemaakt en de (on)mogelijkheden van domotica goed in beeld zijn. Belangrijk is bovendien dat dit met de cliënt en/of zijn familie (wettelijk vertegenwoordiger) goed wordt besproken. Tot slot toetst de Inspectie of het personeel goed in kan spelen op deze technische veranderingen, voldoende alert is op mogelijk gevaar en tijdig kan signaleren als het gebruik van domotica niet werkt. De Inspectie geeft aan dat het inzetten van domotica, waar dus strenge eisen voor gelden, vaak gebeurt in instellingen die de zorg goed op orde hebben en deze verandering aan kunnen.
De zorgorganisatie Allévo, waar Duinoord onderdeel van is, heeft een verbeterplan ingediend in het kader van Waardigheid en Trots. De essentie van alle verbetervoorstellen wordt op de website www.langdurigezorg.nl geplaatst.
In de Regeling van Werkzaamheden van 8 september heeft mevrouw Leijten het verzoek gedaan tot spoedige beantwoording van een viertal sets schriftelijke vragen, namelijk voor 11:00 uur vandaag. Uiteraard heb ik de mogelijkheid tot eerder afronding van de beantwoording bezien. De antwoorden op de vragen over het bericht de heffing van eigen bijdragen door gemeenten, ingezonden 24 augustus 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3330) zijn daarop gistermiddag aangeboden aan uw Kamer. De antwoorden op de vragen over Stichting Zorgcentra Rivierenland (SZR), ingezonden 12 augustus 2015, uitstelbericht 27 augustus 2015, (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3351) heb ik helaas nog niet kunnen beantwoorden, de verzending van de antwoorden hierop zijn deze week voorzien. Voor de overige twee recentelijk ingediende vragen geldt dat ik uiteraard tracht deze binnen de gebruikelijke termijn te beantwoorden. Dit betreft de vragen over omgangsvormen in zorginstellingen, ingezonden 25 augustus 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3353) en de vragen over de jeugd-ggz, ingezonden 21 augustus 2015 (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3354). Helaas is het op deze korte termijn niet mogelijk gebleken de beantwoording van deze vragen op een zorgvuldige wijze af te ronden.