Ingediend | 20 augustus 2015 |
---|---|
Beantwoord | 6 oktober 2015 (na 47 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z14808.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-208.html |
Het doel van overbrenging van Nederlandse gedetineerden uit het buitenland is het bevorderen van de resocialisatie in de samenleving, waarmee zij verbonden zijn. Om voor overbrenging naar Nederland in aanmerking te komen, gelden – conform het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland (Kamerstukken II 2007/2008, 31 200 VI, nr. 30) – in het bijzonder twee criteria: (1) er dient sprake te zijn van aantoonbare en voldoende binding met Nederland zodat (2) de overbrenging kan bijdragen aan een geslaagde maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde in Nederland. Bij het bepalen of er sprake is van binding wordt onder meer gekeken naar waar betrokkene feitelijk woonachtig is (inschrijving in de Basisregistratie Personen) en hoe lang, waar hij werkt, waar het gezin verblijft dan wel de familie en zo meer. Een Nederlandse veroordeelde die niet in Nederland woont en van wie onvoldoende gebleken is dat Nederland het land is waar hij na afloop van zijn detentie weer de draad zal oppakken, komt niet in aanmerking voor overbrenging. Daarvan is sprake in het geval betrokkene zijn banden met Nederland heeft verbroken door zijn hoofdverblijf naar een land buiten Nederland te verplaatsen en geen sociale banden met Nederland meer heeft. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend. Bij de beoordeling van de criteria wordt alle beschikbare informatie meegewogen en wordt, indien nodig, extra informatie opgevraagd.
Op basis van een zorgvuldige toetsing van alle beschikbare informatie, waaronder die van het Nederlandse Consulaat-Generaal te San Francisco over de gezondheidstoestand van de heer Singh en de informatie ingebracht door zijn advocaat, blijkt betrokkene niet te voldoen aan de voorwaarden om naar Nederland te worden overgebracht en is een uitzondering op het beleid in deze casus niet gerechtvaardigd. De Amerikaanse autoriteiten heb ik bij brief de gronden waarop een eventueel toekomstig verzoek zal worden afgewezen, nader toegelicht. Wat de rechtsgang betreft wil ik benadrukken dat Nederland geen verantwoordelijkheid draagt voor de beoordeling van de strafbaarheid van de feiten, alsmede de wijze waarop tot de vaststelling van de feiten is gekomen. In gevallen waarbij de rechtsgang op een onaanvaardbare manier is verlopen, liggen de aangewezen mogelijkheden voor Nederland veeleer op het terrein van de diplomatie. Te denken valt aan consulaire en eventueel juridische bijstand, aandringen op uitzetting, vrijlating of gratie.
Conform het beleidskader inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland geldt een strafrestant van minimaal vier maanden om aan het resocialisatiedoel invulling te kunnen geven. In deze casus is hiervan – vanwege het overschrijden van het toepasselijke Nederlandse strafmaximum van 30 jaar gevangenisstraf – geen sprake door het ontbreken van een strafrestant na overbrenging naar Nederland. Er is hierdoor geen juridisch kader om de heer Singh bij zijn resocialisatie te begeleiden.
Een officieel verzoek van de Amerikaanse autoriteiten met betrekking tot een overbrenging op grond van het Verdrag inzake de Overbrenging van Gevonniste Personen (Vogp) heb ik (vooralsnog) niet ontvangen. Wel is er informatie uitgewisseld met de Amerikaanse autoriteiten over deze zaak (zie ook het antwoord op de vragen 1, 4, 5 en 6).
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft consulaire bijstand, indien een Nederlandse gedetineerde in het buitenland dat wenst. Het Consulaat-Generaal te San Francisco heeft de situatie van de betrokkene onder mijn aandacht gebracht. Deze informatie heeft echter niet geleid tot een ander standpunt in deze casus.
Verkorting van straffen of onmiddellijke invrijheidsstelling is geen doel van de Wots. Bij de toetsing van een verzoek tot overbrenging heeft een dergelijke uitspraak zodoende geen invloed.
Het is niet aan het kabinet om de detentieomstandigheden in een penitentiaire inrichting in een ander land te beoordelen.
Ik ken geen voorbeelden waarbij een uitzondering is gemaakt op het staande beleid in zaken waarbij sprake was onvoldoende binding met Nederland, alsmede een strafrestant na overbrenging naar Nederland ontbrak.
Zoals reeds in het antwoord op de vragen 1, 4, 5 en 6 aangegeven, worden alle omstandigheden van de persoon in kwestie meegewogen om de mate van binding met Nederland vast te stellen. De zogenoemde vijfjarenregel dient hierbij ter indicatie en is zeker niet allesbepalend.
Individuele omstandigheden kunnen ertoe leiden dat in een uitzonderlijk geval wordt afgeweken van het staande beleid. In deze casus zie ik hiertoe geen aanleiding. Vraag 3 maakt hierin geen verschil.
Zie antwoord vraag 10.
Ik kan u verzekeren dat mijn departement met betrekking tot de overbrenging van Nederlandse gedetineerden uit het buitenland betrokken en oplossingsgericht is en maatwerk levert. Daarbij worden verzoeken tot overbrenging naar Nederland consistent behandeld.
Zie antwoord vraag 12.
Betrokkene voldoet niet aan de voorwaarden om te worden overgebracht naar Nederland. Ik zie geen aanleiding om in deze casus alsnog een uitzondering te maken op het staande beleid.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de Nederlander die mogelijk 31 jaar ten onrechte vastzit in de VS (ingezonden 20 augustus 2015) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.