Ingediend | 12 augustus 2015 |
---|---|
Beantwoord | 28 september 2015 (na 47 dagen) |
Indiener | Eric Smaling |
Beantwoord door | Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z14625.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-129.html |
Tijdens het wetgevingsoverleg over de Natuurbeschermingswet heb ik in reactie op de motie Grashoff-Leenders (TK 33 348, nr. 130) toegezegd met provincies in gesprek te gaan en gezamenlijk te bekijken welke ideeën voor landschappen er zijn. Daarbij zal het hele thema van agrarisch natuurbeheer, gemeenschappelijk landbouwbeleid en de synergie tussen landschappen en weidevogels betrokken worden. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten daarvan informeren.
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) heeft in zijn rapport, getiteld «Onbeperkt houdbaar, naar een robuust natuurbeleid» (mei 2013) kritiek geleverd op de effectiviteit en invulling van het agrarisch natuurbeheer. Met de invoering van het nieuwe, collectieve stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer komen de provincies en ik voor een groot deel tegemoet aan die kritiek. Zie ook mijn reactie op het Rli-rapport van 6 juni 2013 (TK 33 576 nr. 3), en mijn brief van 30 juni 2014 over de stand van zaken van de voorbereiding op het nieuwe stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, dat vanaf 1 januari 2016 in werking moet treden (TK 33 576, nr. 17).
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
Mijn beleid is erop gericht de kaders, onder meer op het gebied van (dier)gezondheid, dierenwelzijn en milieu, vast te leggen waarbinnen de agrarische sector zich duurzaam kan ontwikkelen. Daarbij dragen de veehouderijketens mede verantwoordelijkheid voor een verantwoorde duurzame ontwikkeling. Binnen die kaders hebben ondernemers de vrijheid te kiezen voor een type bedrijfsvoering dat het beste bij hen past.
In de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) is een van de ambities om soortenrijkdom op eigen grond te herstellen. Daarmee is behoud van onder meer weidevogels onderdeel van de duurzaamheidsagenda van de veehouderij. Voorts kijk ik met de sector hoe verbetering van de situatie voor weidevogels gestimuleerd kan worden vanuit de nationale enveloppe die voortkomt uit het Europese pakket voor de melkveehouderij- en varkenssector.
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoorden van 9 september 2015 op de vragen die het lid Grashoff naar aanleiding van het genoemde artikel heeft gesteld (2015D32807).
Ik verwijs u naar mijn brief van 10 september jl. over de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Ik blijf met de vergroening en het stimuleren van agrarisch natuurbeheer, lokale initiatieven en landschapsontwikkeling en -behoud werken aan een gevarieerd en aantrekkelijk landschap met de bijbehorende biodiversiteit.
Zie antwoord vraag 6.
Maaibeleid en graslandsamenstelling zijn belangrijke aspecten van een agrarische bedrijfsvoering waarin ruimte is voor weidevogels. Met name het maaibeleid is de laatste decennia een belangrijk onderdeel geweest van de overeenkomsten tussen overheid en agrariërs in het kader van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Juist het nieuwe stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer biedt de deelnemers de mogelijkheid om met flexibele maaidata te werken, aangepast aan de situatie in het veld.
Maaibeleid en graslandsamenstelling zitten als volgt in het nieuwe stelsel. Collectieven van agrariërs geven in een gebiedsaanvraag bij de provincie aan waar ze binnen kerngebieden leefgebieden willen realiseren. De collectieven maken op hun beurt afspraken met de deelnemende agrariërs over de wijze waarop die leefgebieden gerealiseerd gaan worden. Die afspraken kunnen ook bepalingen bevatten over maaibeleid en graslandsamenstelling.
Meting van de effecten van het nieuwe stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer gebeurt in het kader van de monitoring en evaluatie van de afspraken tussen Rijk en provincies in het natuurpact.
Zie antwoord vraag 8.
De inspanningen van Rijk en provincies zijn er op gericht om per 1 januari 2016 een nieuw stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer te introduceren dat tot een meetbaar betere effectiviteit van het agrarisch natuurbeheer leidt.
De heer Mak beschrijft vanuit zijn eigen perceptie en gevoel de ontwikkelingen op het gebied van intensivering van de agrarische bedrijfsvoering en de teruggang van het aantal weidevogels. Ik onderschrijf de zorgen over die teruggang, die uit deze tekstpassage spreken. Ik kan me echter niet vinden in de toonzetting van de heer Mak waar het gaat om de werkhouding en werkwijze van boeren. Die doen geen recht aan de zorgvuldigheid die zoveel boeren betrachten bij het omgaan met weidevogels op hun land.
Ik verwijs u naar mijn brief van 27 oktober 2014 (Kamerstuk 27 858 nr. 276) over Imidacloprid en vogelpopulaties en naar mijn brief van 10 april 2015 (Kamerstuk 27 858 nr. 304) over mijn inzet ten aanzien van neonicotinoïden. Ik zal uw Kamer op korte termijn informeren over de herbeoordeling van de neonicotinoïden door het Ctgb naar aanleiding van het rapport van de European Academies» Science Advisory Council (EASAC) en de recente meetgegevens over Imidacloprid in het oppervlaktewater.
Zie antwoord vraag 12.