Ingediend | 7 juli 2015 |
---|---|
Beantwoord | 8 september 2015 (na 63 dagen) |
Indiener | Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z13767.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-3314.html |
Het kabinet betreurt de vernielingen van landbouwgronden op de Westelijke Jordaanoever. De verbetering van de sociaaleconomische leefomstandigheden van de Palestijnse bevolking in area C is een prioriteit van de EU. De EU roept de Israëlische autoriteiten op om uitvaardiging en uitvoering van slooporders te stoppen.
Het genoemde gebied bij Bethlehem was inderdaad als landbouwgrond in gebruik op het moment dat het Israëlische leger de gewassen en infrastructuur vernielde. Het gebied bij Khirbet Tana was niet in gebruik op moment dat het Israëlische leger het vernietigde.
Het gebied bij Khirbit Tana was geen onderdeel van een Nederlands programma. Het kabinet beschikt niet over gegevens over de schade die daar is aangericht.
Nederland heeft in 2008 en 2010 met het landbouwprogramma «Improving Livelihood in Palestinian Territories» een financiële bijdrage geleverd aan projecten in het gebied tussen Bethlehem en Hebron. Het Israëlische leger heeft daar op vijf verschillende locaties gewassen en infrastructuur vernield. Via dit project is daar destijds ruim EUR 40.000 in de ontwikkeling van landbouwgrond geïnvesteerd. Boeren hebben door de vernielingen schade geleden, zoals verlies aan inkomsten.
Zie antwoord vraag 3.
De EU dringt bij Israël consequent aan op ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnen en verzet zich tegen de sloop van Palestijnse bezittingen, zoals verwoord in de Raadsconclusies van 20 juli 2015. De Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah heeft bij de Israëlische autoriteiten de onvrede over de vernietiging van projectlocaties van het landbouwprogramma uitgesproken. Als de financiering van projecten is beëindigd, berust de verantwoordelijkheid voor de projecten bij de Palestijnse boeren. Nederland heeft daarmee geen juridische basis om een schadevergoeding te eisen. Er is geen schadevergoeding betaald aan de getroffen boeren.
Nederland vraagt geen vergunningen aan voor projecten in area C. Naar het oordeel van de internationale gemeenschap is het opwaarderen van landbouwgrond niet vergunningplichtig, omdat het van een andere orde is dan de constructie van bijvoorbeeld woningen, scholen of klinieken. In Israëlische optiek hadden de Palestijnse boeren dit stuk grond echter niet verder mogen ontwikkelen zonder vergunningen aan te vragen. Israël beschouwt daarom de sloop als legaal.
Zie antwoord vraag 5.
Volgens cijfers van OCHA zijn in de periode 1 januari tot 1 juli 2015 286 gebouwen op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem gesloopt. Dat is een daling van 20% in vergelijking met dezelfde periode in 2014. Deze zomer is echter weer sprake van een toename. Uit cijfers van de VN blijkt dat in augustus 142 Palestijnse gebouwen op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem zijn gesloopt. De EU ondersteunt uit humanitaire overwegingen lokale Palestijnse gemeenschappen in Area C. Deze gemeenschappen staan onder grote druk, onder meer door stelselmatige afwijzingen van bouwvergunningen. Als gevolg van het ontbreken van de vergunningen staan de gemeenschappen bloot aan een verhoogd risico op sloop van hun huizen, landbouwgronden en andere basisvoorzieningen. Het kabinet is, evenals de EU en de VN, zeer bezorgd over het hoge aantal gevallen waarin is overgegaan tot sloop van huizen of andere eigendommen van Palestijnen in de Palestijnse Gebieden.