Ingediend | 1 juli 2015 |
---|---|
Beantwoord | 25 augustus 2015 (na 55 dagen) |
Indieners | Madeleine van Toorenburg (CDA), Peter Oskam (CDA) |
Beantwoord door | Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z13160.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-3139.html |
Ja.
Uit de uitspraak blijkt dat de beroepscommissie van de RSJ (hierna: de beroepscommissie) aanneemt dat de privacy van de betrokken patiënt is geschonden door regelmatig in het inrichtingsblad te vermelden dat hij niet naar arbeid gaat en laat naar bed gaat. Verder blijkt uit de uitspraak dat de beroepscommissie de mededelingen in het inrichtingsblad over de (voorgenomen) beslissing dwangbehandeling toe te passen bij de betrokken patiënt een grove schending van de privacy van betrokkene acht. Daarnaast is het vermelden van de (voorgenomen) beslissing tot a-dwangbehandeling volgens de beroepscommissie een schending van het medisch beroepsgeheim.
Artikel 8 EVRM beschermt, onder meer, het recht op respect voor het privéleven. Het begrip «privéleven» dient volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ruim te worden uitgelegd. De beroepscommissie heeft, hoewel niet expliciet overwogen in de uitspraak, aangenomen dat informatie over het werk- en slaapgedrag van betrokkene en informatie over een (voorgenomen) dwangbehandeling binnen de reikwijdte van dit begrip vallen en heeft het verspreiden van die informatie aangemerkt als een inmenging in dit recht. Dat is overigens ook niet betwist. In het geval van een inmenging dient de rechter te toetsen of deze gerechtvaardigd is. Bij die toets dient de rechter te beoordelen of in het concrete voorliggende geval voldaan is aan de in het tweede lid van artikel 8 EVRM neergelegde eisen: de inmenging moet voorzien zijn bij wet, een legitiem doel dienen en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Dit vergt een individuele toets en hierbij spelen het proportionaliteitsvereiste en het subsidiariteitsvereiste een rol. De beroepscommissie heeft langs die lijn geoordeeld.
De beroepscommissie oordeelt dat de Van der Hoeven Kliniek onvoldoende heeft gemotiveerd dat het voor de handhaving van de orde en veiligheid in het concrete geval noodzakelijk was de informatie te verspreiden. Met de RSJ ben ik van mening dat het verspreiden van dergelijke privacy-gevoelige informatie alleen toelaatbaar is wanneer dit voldoende gemotiveerd is.
De in artikel 8, tweede lid EVRM opgenomen beperkingsclausule kan niet zo worden uitgelegd dat het verspreiden van privacygevoelige informatie van een terbeschikkinggestelde in alle gevallen is gerechtvaardigd wanneer een legitiem doel wordt nagestreefd. Bij de vraag of in het belang van de orde en veiligheid dergelijke informatie mag worden verspreid, zullen het evenredigheids- en proportionaliteitsbeginsel in acht moeten worden genomen. Dat vergt een belangenafweging aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval.
Ja, dat kan ik mij voorstellen. De omstandigheid dat de informatie feitelijk juist is, geen beschuldiging bevat en niet vertrouwelijk van aard is, gezien in het licht van de omgeving van de kliniek waarin de ter beschikking gestelde zich bevindt, zijn omstandigheden die betrokken dienen te worden bij de beoordeling van de noodzaak voor en de ernst van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Voor medische gegevens is dat anders. Deze gegevens vallen onder het medisch beroepsgeheim en zijn vertrouwelijk van aard.
De Van der Hoeven Kliniek geeft aan dat de behandelfilosofie onder meer is geënt op de meest recente evidence based behandelmethodieken. De kliniek hanteert daarbij een prosociaal behandel- en leefklimaat. Doelstelling is de patiënt (zijn of haar) verantwoordelijkheidsgevoel (terug) te geven. In de kliniek wordt geoefend met het dragen van verantwoordelijkheid voor de patiënt zelf, voor anderen en voor de maatschappij als geheel. Het uiteindelijke doel van de behandeling is dat de patiënt in staat is aan het maatschappelijk leven deel te nemen zonder een gevaar (voor anderen) te vormen. Om dit doel te bereiken is eigen inzet en eigen streven van de patiënt essentieel, maar even belangrijk daarbij is dat aan de patiënt medewerking en steun wordt verleend door medewerkers van de kliniek en medepatiënten. Voor de Van der Hoeven Kliniek is dan ook typerend dat van de patiënten niet alleen wordt verwacht dat zij zich inzetten voor hun eigen behandeling, maar dat zij ook een bijdrage leveren aan een veilig leef- en behandelingsklimaat en daarmee medeverantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid binnen en buiten de kliniek.
Uit de uitspraak blijkt dat in deze zaak de kliniek het in het inrichtingsblad opnemen van dergelijke privacygevoelige informatie niet heeft kunnen rechtvaardigen.
Ik heb de kliniek daarom gevraagd te zoeken naar alternatieven die minder ver gaan dan vermelding in het inrichtingsblad. De kliniek heeft mij laten weten op zoek te gaan naar alternatieven waarmee zowel de privacy als een veilig leef- en behandelklimaat zijn gediend. Zij zal hierbij indien nodig actief in overleg gaan met betrokken partijen, zoals de RSJ, het departement en de patiëntenvertegenwoordiging.
Voor het toetsingskader verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 2, 4 en 7.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Oskam en Van Toorenburg (beiden CDA) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over een uitspraak van de RSJ d.d. 29 april jl. (ingezonden 1 juli 2015) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.