Ingediend | 19 juni 2015 |
---|---|
Beantwoord | 10 juli 2015 (na 21 dagen) |
Indiener | Mohammed Mohandis (PvdA) |
Beantwoord door | Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z11866.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2863.html |
Ja
Het instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting is dit jaar in werking getreden en derhalve voor het eerst van toepassing op de begroting van 2016. Ik heb naar aanleiding van signalen dat er universiteiten zijn die de hoofdlijnen van de begroting niet voorleggen aan de medezeggenschap, onder andere navraag gedaan bij de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen. Dit heeft opgeleverd dat genoemde universiteiten mij hebben verzekerd dat zij bezig zijn invulling te geven aan hun wettelijke verplichting. Zo worden de hoofdlijnen van de begroting ter instemming voorgelegd door middel van een kaderbrief, een kadernota of anderszins. De VSNU heeft daarnaast onlangs zelf een overzicht van de voorinvesteringsplannen van instellingen openbaar gemaakt.2 In dit overzicht wordt ook inzicht gegeven in de betrokkenheid van de medezeggenschap bij de investeringen.
Ik herken de signalen dat er bij instellingen wordt gesproken over de nadere invulling van de hoofdlijnen van de begroting, onder andere met de medezeggenschap. En dat gesprek moet ook plaatsvinden. In de memorie van toelichting bij de wet Studievoorschot is een aantal beleidsterreinen vastgelegd maar de verdere invulling van wat tot de hoofdlijnen van de begroting moet worden gerekend, wordt aan de instellingen overgelaten zodat het systeem (zoveel mogelijk) kan aansluiten bij de specifieke werkwijze en administratieve processen van de individuele instelling, en bij de inhoudelijk strategische keuzes in het instellingsplan. Zo kan het geheel van hoofdlijnen bijvoorbeeld vorm krijgen in een kaderbrief of verbonden worden met de (jaarlijkse) uitgangspunten van de allocatie van middelen. Ik benadruk dat een goede medezeggenschapscultuur hierbij van belang is, waarbij tijdig en op constructieve wijze het inhoudelijke gesprek wordt aangegaan tussen bestuurders en medezeggenschap.
Ik heb die signalen niet. Van belang is wel dat de afspraak met de VSNU en de Vereniging Hogescholen een afspraak is op sectorniveau. De instellingen zullen tot 2018 extra investeren door onder meer hun reserves in te zetten en door investeringen in de tijd naar voren te halen. Omdat de vermogensposities van de instellingen sterk van elkaar verschillen, zullen ook de extra investeringen per instelling verschillend zijn. Hier wijzen de VSNU en de Vereniging Hogescholen terecht op. Instellingen die bijvoorbeeld eerder al een financiële kwaliteitsimpuls hebben gegeven, zullen niet weer in staat zijn een grote impuls vrij te maken. Ook inhoudelijk zullen de prioriteiten per instelling verschillen. De gemene deler is wel dat de investeringen gericht zijn op versterking van de kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs.
Met de VSNU en Vereniging Hogescholen bespreek ik periodiek hoe de investeringsimpuls in de praktijk vorm krijgt. Zoals ik u in het debat over de medezeggenschap en kleine studies in de geesteswetenschappen heb toegezegd, zal ik u aan het eind van dit jaar informeren over de voorinvesteringen van de instellingen, op hoofdlijnen, niet per instelling. In het eerder genoemde overzicht van de voorinvesteringsplannen van instellingen dat de VSNU onlangs openbaar heeft gemaakt, geeft de VSNU aan dat de universiteiten gezamenlijk in 2015 ruim € 80 miljoen extra eigen middelen investeren in onderwijskwaliteit.
Met de instellingen is afgesproken dat zij extra investeren door onder meer hun reserves in te zetten en door investeringen in de tijd naar voren te halen. Ik vind het logisch en verantwoord dat deze investeringen plaatsvinden in het verlengde van eerder gemaakte kwaliteitsplannen. Het gaat om het intensiveren en versnellen van kwaliteitsplannen die aansluiten op het strategisch beleid van de individuele instellingen.