Ingediend | 11 juni 2015 |
---|---|
Beantwoord | 14 juli 2015 (na 33 dagen) |
Indieners | Liesbeth van Tongeren (GL), Gert-Jan Segers (CU), Michiel van Nispen , Jeroen Recourt (PvdA), Magda Berndsen (D66) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z10915.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2885.html |
Ik heb kennis genomen van de uitzending van Argos. Uw Kamer is door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie diverse malen geïnformeerd over de storing in het tapsysteem2. De uitzending van Argos heeft naar mijn mening geen nieuwe feiten naar voren gebracht ten opzichte van hetgeen al bij uw Kamer bekend was omtrent de storing in het tapsysteem. Wel zijn in de uitzending vragen opgeroepen, die naar ik begrijp deels ook bij uw Kamer leven. Deze door uw Kamer gestelde vragen beantwoord ik onderstaand. Daarbij merk ik op dat de storing in het tapsysteem ook onderwerp van onderzoek is in de lopende strafzaak.
Ik deel de mening dat onduidelijkheden over deze storing zoveel mogelijk moeten worden weggenomen. De toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft hiertoe het ADR-onderzoek ingesteld. Het klopt dat het onderzoek van de ADR niet op alle punten volledige duidelijkheid heeft opgeleverd. Zo blijft er ruimte bestaan voor speculaties, zoals de door de heer Van Koppen in zijn artikel geschetste scenario’s. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat het onderzoek van de ADR onafhankelijk en – zeker gezien het tijdverloop tussen het moment van onderzoek en de storing – diepgaand en grondig is uitgevoerd. De ADR heeft daarbij geen aanwijzingen aangetroffen dat er sprake zou zijn van opzettelijk menselijk handelen bij het optreden van de storing die tot gevolg had dat gesprekken niet zijn vastgelegd. Ook heeft de ADR geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is van het opzettelijk wissen van gesprekken die gevoerd zijn op 20 september 2012. Er is dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat de storing opzettelijk is veroorzaakt.
Alle betrokken partijen hebben aan het onderzoek de benodigde medewerking verleend. Specifiek over de medewerking van de leverancier aan het onderzoek heeft de ADR mij het volgende gemeld. De leverancier heeft medewerking aan het onderzoek verleend via interviews, beantwoording van schriftelijke vragen, inzage in emailberichten en het beschikbaar stellen van informatie over de storing en documentatie van het tapsysteem. De leverancier heeft vanwege bedrijfsgeheim aangegeven aan één verzoek van de ADR niet te kunnen voldoen. Het betrof een verzoek tot het vrijgeven van gedetailleerde informatie over twee meldingen uit het eigen registratiesysteem over de storing van 20 september 2012. Uit andere bronnen, zoals logging, e-mailberichten en secundaire registraties heeft de ADR een compleet beeld gekregen van het verloop van de storing. De gedetailleerde informatie over de twee meldingen is daardoor voor de ADR minder relevant geworden, waardoor de ADR zijn onderzoek gedegen heeft kunnen uitvoeren, voldoende bronnen had om tot zijn conclusies te komen en geconstateerd heeft dat de leverancier voldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek. Gezien het bovenstaande bestaat er geen noodzaak om het betreffende bedrijf op dit ene punt tot meer openheid te bewegen. De grondigheid en onafhankelijkheid van het ADR-rapport geven mij geen aanleiding om nader onderzoek te verlangen.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
De politie voert zelf het beheer over het tapsysteem. Rondom het tapsysteem zijn verschillende processen en procedures georganiseerd, waaronder toegangsautorisatie en logging. Sinds december 2013 heeft de politie diverse aanvullende maatregelen getroffen om tekortkomingen in het incidentproces op te heffen. Onderdeel hiervan zijn afspraken tussen de politie en de leverancier over het melden en afhandelen van storingen. Het bovenstaande maakt dat de politie te allen tijde zicht heeft op hetgeen er in het systeem gebeurt.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Nispen (SP), Recourt (PvdA), Berndsen-Jansen (D66), Segers (ChristenUnie) en Van Tongeren (GroenLinks) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de uitzending van Argos over de verdwenen tapgesprekken (ingezonden 11 juni 2015) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.