Ingediend | 24 april 2015 |
---|---|
Beantwoord | 5 juni 2015 (na 42 dagen) |
Indieners | Martin Bosma (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z07649.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2479.html |
Ja.
Het rapport past in algemene zin in het beeld dat geschetst is in het Cyber Security Beeld Nederland 4, waarin de dreiging van cyberaanvallen door statelijke actoren als reëel wordt omschreven, zowel voor spionagedoeleinden als om verstorende effecten teweeg te brengen. Het fenomeen heeft ook de aandacht van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die hierover in hun jaarverslagen gepubliceerd hebben.
Nederland wordt in het rapport niet specifiek genoemd. Wanneer zou blijken dat Iraanse personen en entiteiten die onder een sanctieregeling vallen in Nederland commerciële internetdiensten huren of gebruiken, zal daar tegen worden opgetreden. Over de situatie in andere Westerse landen kan het kabinet geen uitspraken doen.
De sancties tegen Iran die mogelijk worden afgebouwd, zijn gericht tegen het nucleaire programma van Iran, niet tegen spionage van Iran tegen Westerse doelwitten. In algemene zin vormen spionageactiviteiten van statelijke actoren wel een dreiging voor Nederlandse belangen waar actief tegen wordt opgetreden. Het onderzoeken van cyberdreigingen van statelijke actoren tegen Nederlandse belangen behoort tot het taakveld van de MIVD en AIVD. Misbruik van Nederlandse internetinfrastructuur door kwaadwillenden tegen bondgenoten en derde partijen wordt tevens in dat licht bezien.
Het instellen van een specifiek programma van «cybersancties» tegen daders van kwaadwillende cyberactiviteiten is momenteel niet aan de orde. Het kabinet is van mening dat het bestaande sanctie-instrumentarium flexibel genoeg is om desgewenst ook cyberdreigingen te kunnen ondervangen.
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van de leden De Roon en Bosma (beiden PVV) over de toegenomen cyberdreiging vanuit Iran met kenmerk 2015Z07649 die werden ingezonden op 24 april 2015, wil ik u meedelen, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De reden hiervoor is dat het verkrijgen van de voor een adequate beantwoording van de vragen benodigde informatie meer tijd vergt. Zodra de benodigde informatie beschikbaar is, wordt de beantwoording u onverwijld aangeboden.