Ingediend | 23 april 2015 |
---|---|
Beantwoord | 12 mei 2015 (na 19 dagen) |
Indiener | Ybeltje Berckmoes-Duindam (VVD) |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z07541.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2230.html |
Ja.
Nee. De achterliggende problematiek van personen die gebruik maken van de maatschappelijke opvang wordt niet overal geregistreerd. Ik kan dus geen uitspraken doen over het percentage en over in- en uitstroom van deze groep. Uit de Monitor Stedelijk Kompas 2013 van het Trimbos-instituut bleek dat dertig centrumgemeenten (71%) het signaal van een stijging van de groep daklozen zonder OGGZ problematiek herkenden in hun verzorgingsgebied. Zij constateren een toename van het aantal «nieuwe daklozen» en baseren hun inschattingen vooral op signalen uit het veld (97%). De helft van deze gemeenten kon deze signalen ook opmaken uit registratiecijfers.
Het is inderdaad belangrijk dat er een goede doorstroom mogelijk is vanuit de maatschappelijke opvang naar een zelfstandige woning. Daarvoor is vooral belangrijk dat lokale en regionale partijen een inschatting maken van de benodigde woningen en afspraken maken over beschikbaarheid van (betaalbare) woningen en eventueel benodigde begeleiding van deze groep. Mede naar aanleiding van de genoemde motie heeft de uitstroom uit de maatschappelijke opvang met het oog op voldoende betaalbare woningen tevens de aandacht van het aanjaagteam Langer zelfstandig wonen.
Op 1 juli 2015 zal de herziene Woningwet in werking treden. Hiermee worden de kerntaken van woningcorporaties duidelijker afgebakend. De kerntaak van woningcorporaties is en blijft zorgen dat mensen met een laag inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen. Hieronder valt ook de doelgroep waar de motie naar verwijst. Woningcorporaties dragen bij aan het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid. In de herziene Woningwet staat dat deze bijdrage wordt vastgelegd in prestatieafspraken tussen gemeente, bewonersorganisatie en de woningcorporatie. De drie betrokken partijen kunnen elkaar aan de prestatieafspraken houden. De gemeente kan in haar woonvisie of volkshuisvestingsbeleid thema's benoemen waarop de woningcorporatie volgens haar dient te presteren. Ze kunnen bijvoorbeeld gaan over de betaalbaarheid en bereikbaarheid van de woningvoorraad en de huisvesting van specifieke doelgroepen.
Daarnaast zal ik het onderwerp agenderen in het eerstkomende bestuurlijk overleg over Langer Zelfstandig Wonen waaraan zowel Aedes, VNG en GGZ Nederland deelnemen.
Ik deel de mening dat begeleiding op maat de voorkeur verdient boven een uniforme aanpak om mensen weer zo snel of zo veel mogelijk op eigen benen te laten staan, ook in de maatschappelijke opvang. Daarom is in de Wmo 2015 (art. 2.3.2) ook wettelijk vastgelegd dat gemeenten voorafgaand aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening een uitgebreid onderzoek moeten doen naar onder meer de behoeften, de persoonskenmerken en de voorkeuren van een cliënt. En vervolgens moet de maatwerkvoorziening met de uitkomsten van dit onderzoek een passende bijdrage leveren aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Het is aan gemeenten om hier in de praktijk invulling aan te geven.
Zie antwoord vraag 4.