Ingediend | 8 april 2015 |
---|---|
Beantwoord | 1 juni 2015 (na 54 dagen) |
Indieners | Henk van Gerven , Tjeerd van Dekken (PvdA) |
Beantwoord door | Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z06285.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2442.html |
Ja.
Zowel in de rashondenwereld als daarbuiten is er de laatste jaren een breder besef gekomen dat er zaken moeten veranderen. De Raad erkent en onderkent in het door haar geschreven projectplan «Fairfok» de problematiek in de (ras)hondenfokkerij die al jarenlang onderwerp is van politieke en maatschappelijke discussie en ook haar eigen rol daarin. Het Fairfok-plan om te komen tot een gezonde en sociale hond in Nederland is ambitieus en wordt breed door de sector gedragen. Het plan wordt door veel partijen ondersteund met deskundigheid op de betrokken thema’s. De Raad van Beheer op Kynologisch gebied nam in dit proces de voortrekkersrol op zich. Daarnaast namen de Faculteit Diergeneeskunde, Wageningen Universiteit, de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), het Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren (LICG), Dibevo, het Platform Verantwoord Huisdierenbezit, HAS Den Bosch en van Hall Larenstein, Citaverde College en de Hondenbescherming, deel aan dit proces. De Dierenbescherming heeft hieraan als kritische participant deelgenomen.
Het feit dat zoveel partijen de schouders eronder zetten geeft mij vertrouwen dat dit plan tot goede resultaten gaat leiden. In mijn brief over het Projectplan Gezonde en Sociale hond in Nederland (TK 28 286, nr. 782), heb ik aangegeven dat er in het najaar van 2015 een tussenevaluatie van het plan komt. Ik zal de resultaten van het plan kritisch volgen.
Het Fairfok-programma van de Raad van Beheer zie ik als een ambitieuze, gezamenlijke aanpak van de sector met de stakeholders in de keten die, als alle partijen zich hier blijvend sterk voor maken, moet leiden tot een reductie van erfelijke aandoeningen bij rashonden – honden met een stamboom. In Nederland is het aandeel van honden met een stamboom ongeveer een derde van het totale aantal honden. De fokkers zonder stamboom zijn door de Raad van Beheer opgeroepen ook hun verantwoordelijkheid te nemen. Een breed resultaat is ook afhankelijk van deze groep fokkers. De ambitie genoemd in het fairfok-programma is dat er in 2019 er een reductie van zieke honden is gerealiseerd van 40% naar maximaal 25% en in 2024 naar maximaal 10%.
In hoeverre garanties over afwezigheid van erfelijke aandoeningen bij aankoop van een Fairfok-pup kunnen worden gegeven, zal in de uitwerking van het projectplan «Fairfok» door Raad van Beheer en de andere betrokken organisaties moeten gaan blijken. De term «Fairfok» zegt iets over de inspanningsverplichting die een fokker c.q. een rasvereniging zich getroost de erfelijke aandoeningen aan te pakken en hoe transparant men daar in de communicatie over het fokbeleid over is. Verder blijft de aankoop van een pup bij een fokker een private transactie die partijen onderling overeenkomen. Afspraken over eventuele medische kosten passen daar in. Een garantie dat een pup te allen tijde leidt tot een gezonde, volwassen hond is niet te geven.
In het fairfok-plan staan een aantal inteeltkruisingen als verboden. Daarnaast zijn er voor veel rassen aanvullende, inteeltbeperkende regels gesteld. Denk aan het verbod om een teef te kruisen met een halfbroer, neef of oom. Het fokken met nauwe familierelaties leidt tot hoge inteelt, waarmee de kans op erfelijke gebreken groot is. Nauwe familierelaties kunnen echter ook zijn ontstaan door verwantschap verder terug in de stamboom. In het Fairfok-programma is daarom het verminderen van inteelt juist een belangrijk thema, waarbij verder wordt gekeken dan neef-nicht en halfbroer-halfzus combinaties. Om te zorgen dat er voldoende minder verwante dieren ook op de lange termijn beschikbaar zijn moet de inteelt en verwantschapstoename in rassen onder de 0,5% per generatie zijn met een streven onder 0,25% per generatie.
Indien een populatie klein is en bestaat uit veel nauw verwante dieren is outcross noodzakelijk. De Raad van Beheer erkent dit. Zie bijvoorbeeld het outcross-programma bij de Saarlooswolfshond. Dit dient echter weloverwogen te gebeuren. Indien veel honden tegelijk worden gepaard met een hond van buiten het ras voor nieuw bloed, kunnen de goede raskenmerken verdwijnen en kan dit later ook leiden tot weer nieuwe problemen, bijvoorbeeld onvoorspelbare karaktereigenschappen. Het is dus een zorgvuldig proces waarbij enerzijds de typische raskenmerken niet te veel verloren mogen gaan, maar waar anderzijds erfelijke aandoeningen wel verdwijnen.
Gezondheid (en welzijn) moet altijd voorop staan en dat is ook het uitgangspunt bij Fairfok. Het druppelsgewijs nieuw bloed inzetten is geen druppel op een gloeiende plaat. Het effect van outcross in combinatie met een zorgvuldige fokkerij, wat Fairfok ook voorstaat, kan bij kleine populaties binnen enkele jaren al verbetering geven. Dit wordt door deskundigen van WUR onderschreven die mede deel hebben genomen aan het projectplan, zoals aangegeven in antwoord op vraag 2. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Er zijn enkele generaties nodig zijn om erfelijke gebreken terug te dringen. Ik acht dit acceptabel, maar verwacht wel alle inzet hiertoe van de betrokken partijen in de sector. Ik vind niet dat belangrijke oplossingen om tot een gezonde en sociale hond te komen in het Fairfok-programma genegeerd worden.
In de vraagstelling wordt ingegaan op twee verschillende problemen van de hondenfokkerij. Het gaat om erfelijke aandoeningen als gevolg van inteelt en erfelijke aandoeningen als gevolg van een verkeerd fokdoel of wel schadelijke (uiterlijke) raskenmerken. Beide problemen worden in Fairfok onderkend en kennen een eigen benadering. Het eerst probleem wordt aangepakt door het terugdringen van inteelt in de populatie en bijvoorbeeld via een outcross-programma en door de erfelijke aandoening uit het ras fokken, waarbij DNA diagnostiek behulpzaam kan zijn. Het tweede probleem wordt aangepakt door het herzien van het fokdoel. Door een minder extreem uiterlijk kenmerk na te streven bij het fokken zal er een afname zijn van erfelijke schadelijke raskenmerken.
Met name voor het terugdringen van de eerste soort erfelijke aandoeningen als gevolg van inteelt kan DNA-diagnostiek behulpzaam zijn. Een voorwaarde is dat het kenmerk op één gen is terug te herleiden – een enkelvoudig verervend gebrek. Massaal uitsluiten van veel honden van fokkerij op basis van DNA-diagnostiek, leidt echter weer tot meer inteelt, waardoor nieuwe gebreken te voorschijn zullen komen. Ook hier dient weloverwogen en zorgvuldig gehandeld te worden.
Zodra erfelijke aandoeningen te maken hebben met meerdere genen – polygenetisch vererven –, zoals bijvoorbeeld bij schadelijke raskenmerken als ademhalingsproblemen door platte neuzen of erfelijke aandoeningen als heupdysplasie heeft DNA-diagnostiek geen tot weinig waarde.
Deskundigen verschillen niet van mening over het gebruik en nut van DNA-diagnostiek in de fokkerij bij het elimineren van erfelijke gebreken gebaseerd op één gen. DNA-diagnostiek heeft een toegevoegde waarde, echter alleen DNA-diagnostiek is niet voldoende.
Het aanpassen van rasstandaarden, evenals outcross en toepassing van DNA-technologie, is een oplossingsrichting die expliciet in het Fairfok-programma is opgenomen. Binnen de rasstandaarden is er ook interpretatieruimte om gezondheid te laten prevaleren bij schadelijke raskenmerken. Gezondheid en welzijn van de hond is in 2015 is voor alle Nederlandse keurmeesters leidend waarbij het uiterlijk pas beoordeeld mag worden als gezondheid en welzijn geborgd zijn. Keurmeesters krijgen extra rasspecifieke instructies voorafgaand aan iedere hondententoonstelling en nemen daarnaast deel aan verplichte nascholing.
Zie voor de beantwoording over het aanpassen van de rasstandaarden mijn antwoorden op de vragen 3 en 8. In vraag 8 heb ik ook aangegeven dat in het Fairfok-plan nadrukkelijk ook het terugdringen van schadelijke raskenmerken aan bod komt.
Artikel 3.4 is een verbod voor fokkers. Deze dienen zo te fokken dat het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen niet wordt benadeeld. En dat in ieder geval zover mogelijk moet worden voorkomen dat uiterlijke kenmerken
(voorgeschreven door een privaat voorgeschreven rasstandaard) worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen die schadelijke gevolgen hebben voor welzijn of gezondheid van de dieren.
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Zie mijn antwoorden op de vragen 3, 8 en 9.
Zie mijn antwoord op vraag 8. Het investeren in een DNA-diagnostiek is zinvol als daarmee een enkelvoudig verervend gebrek kan worden opgespoord. Een DNA-test voor een simpel verervende ziekte zal dat ras altijd beter maken mits je de genetische variatie kan bewaren. Maar ook dan zijn er enkele generaties nodig om de aandoening eruit te werken.
Ik deel deze mening. Dit soort erfelijke aandoeningen, waarbij een duidelijke fenotypische herkenning moeilijk is, zullen alleen met zorgvuldige fokkerij, gebruikmakend van alle instrumenten aan te pakken zijn. Zie verder mijn antwoord op vraag 8.
Het onderzoek waar in deze vraag op gedoeld wordt, is het incidentieonderzoek dat in 2013 is gestart. Dit onderzoek is door het Ministerie van Economische Zaken gefinancierd. Uw Kamer heeft de tussenrapportage ontvangen op 27 mei 2014, Kamerstuk 28 286, nr. 733. Het tweede en laatste rapport verwacht ik medio 2015 en zal naar uw Kamer worden gestuurd.
Een keizersnede hoeft niet per se voort te komen uit een schadelijk raskenmerk, maar kan een zuivere medische oorzaak als reden hebben. Een tweede keizersnede bij een teef is echter een signaal dat dit het gevolg is van een schadelijk raskenmerk. Om die reden is het goed dat in het fairfok-plan een limiet is gesteld en dat daar scherp op gecontroleerd wordt.
Fokkers van genoemde rassen vragen vaak een keizersnede in verband met hun ervaringen met geboorteproblemen bij deze rassen en willen de beste specialistische zorg voor hun honden. Het is de verantwoordelijkheid van de dierenarts een afweging te maken of een keizersnede noodzakelijk is. Dit acht ik onderdeel van de Good Veterinairy Practice. Indien dierenartsen om andere dan medisch noodzakelijke redenen keizersnedes verrichten wijs ik dat af. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft zich achter het Fairfok-plan gesteld en speelt tevens een actieve rol op het gebied van keuring van tophonden, voorlichting aan hondeneigenaren en registratie van erfelijke gebreken.
Ja. In 2015 is gestart met de voorbereiding van de controles op deze fokkerijregels. De NVWA werkt samen met de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) aan een handhavingsstrategie hiervoor. De focus richt zich vooraleerst op de hondenfokkerij.
In het artikel 3.4 lid 1 is het verbod geformuleerd om te fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarop welzijn en gezondheid van het ouderdier of zijn nakomelingen wordt geschaad. In het volgende lid wordt dit nader gepreciseerd. Omdat het hier gaat om niet scherp te trekken grenzen, wordt in dit lid gesteld dat bij het fokken in ieder geval, voor zover mogelijk, voorkomen moet worden dat ernstige erfelijke afwijkingen en ziekten worden doorgegeven aan nakomelingen etc.
Deze nadere precisering van het verbod («voor zover mogelijk») in het eerste lid was de aanleiding voor de formulering van «inspanningsverplichting» in de brief over het projectplan (TK 28 286, nr. 782). Een fokker dient daarbij aan te tonen wat hij doet om erfelijk aandoeningen te laten verdwijnen.
Het Algemeen overleg is uitgesteld tot 25 juni a.s.