Ingediend | 31 maart 2015 |
---|---|
Beantwoord | 23 juni 2015 (na 84 dagen) |
Indieners | Barbara Visser (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
Beantwoord door | Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z05677.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2654.html |
In het rapport «Infrastructurele knelpunten voor de otter» (Alterra, nr. 2513, 2014), is per knelpunt aangegeven welke mogelijke voorzieningen, inclusief oplossingen in de vorm van verlaging van de snelheid, getroffen kunnen worden. Het Gerechtshof Den Haag heeft in het arrest van 4 november 2014 de Staat opgelegd 21 urgente knelpunten in gefaseerde termijnen en uiterlijk voor 1 mei 2017 op te lossen. Voor de zeven meest urgente knelpunten zijn thans voorbereidingen getroffen. Met de maatregelen wordt nagestreefd het aantal aanrijdingen met otters te verlagen. Autopsie van aangetroffen dode otters vormt onderdeel van de genetische monitoring in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn, die Alterra jaarlijks in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken uitvoert. Alterra volgt ook de aantalsontwikkeling en de verspreiding van de otterpopulatie. De totale monitoringskosten bedragen ca. € 100.000 per jaar.
Ik heb Rijkswaterstaat gevraagd om voorzieningen te treffen ten aanzien van vier van de zeven meest urgente knelpunten die gelegen zijn op rijkswegen en daarvoor een investeringsbudget van € 665.000 beschikbaar gesteld. De andere drie maatregelen worden niet door het Rijk gerealiseerd en leiden derhalve niet tot kosten voor Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat is als uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van ottertunnels die onder de rijkswegen zijn aangelegd. Het beheer en onderhoud van deze extra maatregelen wordt meegenomen in het reguliere onderhoud en uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de regionale organisatieonderdelen van Rijkswaterstaat.
Van de overige 14 urgente knelpunten hangen er nog twee samen met het door Rijkswaterstaat beheerde hoofdwegennet. Ik verwacht u in de aanloop naar de datum van 1 mei 2016, respectievelijk 1 mei 2017 waarop de 14 knelpunten opgelost moeten zijn, te kunnen informeren over scope, kosten en dekking van deze 14 urgente maatregelen.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het eerdergenoemde rapport van Alterra (rapport nr. 2513), dat inzicht biedt in locaties waar snelheidsbeperkende maatregelen mogelijk een oplossing bieden.
Het Gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat de Staat de 21 urgente verkeersknelpunten dient op te lossen. Bij het treffen van de maatregelen om knelpunten op te lossen worden altijd de aspecten verkeersveiligheid en doorstroming meegewogen. Dit is de verantwoordelijkheid van de betreffende beheerder. Voor de wegen die in beheer zijn van het Rijk stelt Alterra in het eerder genoemde rapport geen snelheidsverlagingen voor.
Er zijn 79 locaties getraceerd (Alterra, nr. 2513) waar op termijn knelpunten kunnen ontstaan. Het Gerechtshof heeft niet geoordeeld dat de Staat deze 79 potentiële verkeersknelpunten op moet lossen, mede omdat door het oplossen van de 21 urgente knelpunten de negatieve weerslag op de otterpopulatie reeds kan worden opgeheven. Mijn prioriteit ligt daarom bij het oplossen van de urgente knelpunten.
Voor 1 mei 2017 moeten, conform het arrest, alle 21 urgente knelpunten zijn opgelost. Er is geen internationale en Europese verplichting om de 79 potentiële knelpunten op te lossen. Ik verwacht u in de aanloop naar de datum van 1 mei 2016, respectievelijk 1 mei 2017 waarop de 14 knelpunten opgelost moeten zijn, nader te kunnen informeren over mijn overleg met de provincies.
In mijn antwoord van 3 maart 2015 (TK 14/15, Aanhangsel van de handelingen 1465) heb ik aangegeven dat op basis van wetenschappelijke literatuur het getal van 500 individuen is vastgesteld. In deze literatuur wordt de volgende definitie gebruikt als het gaat om een duurzame populatieomvang: een soort heeft een duurzame omvang bereikt wanneer de kans op uitsterven binnen 100 jaar kleiner is dan 5%. Verder geldt dat de otterpopulatie een duurzame omvang heeft bereikt wanneer het proces van afname van genetische variatie (door inteelt) is gestopt.
Op grond van internationale verdragen en EU-regelgeving heeft Nederland zich gecommitteerd aan herintroductieprojecten, waaronder de otter.
Voor het antwoord op de vraag over monitoring van de otterpopulatie en genetisch onderzoek verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 1.
De artikelen 11 en 12 van de Habitatrichtlijn vereisen dat Nederland actieve maatregelen treft om de gunstige staat van instandhouding van soorten en habitats te behouden en zo nodig te herstellen. De Habitatrichtlijn is wat de soortenbescherming betreft geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. Om invulling te geven aan de internationale verplichtingen voor Nederland en de urgente knelpunten op te lossen wordt gebruikt gemaakt van de voorgestelde maatregelen in het eerdergenoemde rapport van Alterra (nr. 2513) van maart 2014.
In Europees verband neemt Rijkswaterstaat deel aan de Conference of European Directors of Roads waarin kennis en inhoud betreffende infrastructuur en fauna wordt ontwikkeld en tussen de deelnemende landen wordt uitgewisseld.
Dit overleg is vooral gericht op inhoudelijke kennisoverdracht. Mij is verder niet bekend hoe andere Europese landen omgaan met regelgeving en welke kostenaspecten daar gemoeid zijn met faunavoorzieningen.
Met het antwoord op vraag 7 van de eerdere vragen met betrekking tot oversteekplaatsen van otters wordt bedoeld dat otters die uit het oorspronkelijke uitzetgebied trekken, omdat de oorspronkelijke leefgebieden vol zijn, geen verkeersslachtoffer worden waardoor de groei van de populatie stagneert. Sinds de start van de herintroductie in 2002 is sprake van een groeiende populatie. Uit de aantalsschattingen is gebleken dat de otterpopulatie tot nu toe jaarlijks groeit (Alterra nr. 2624). Het is echter aannemelijk dat de groeisnelheid de komende jaren zal afnemen, omdat bestaande leefgebieden in toenemende mate bezet raken en het de dieren meer moeite zal kosten om nieuwe geschikte leefgebieden te vinden en te koloniseren. De volgende definitie is door Alterra en het Hof gehanteerd in het arrest van 4 november 2014: een otterleefgebied is een actueel leefgebied waar otters daadwerkelijk voorkomen. Voor een nieuw leefgebied wordt dezelfde definitie gehanteerd.
Binnen het MJPO zijn 11 voorzieningen getroffen aan de Rijksinfrastructuur met de otter als specifieke doelsoort. Veel slachtoffers vallen op kruisingen van lokale en provinciale wegen met waterwegen waar geen speciale faunavoorzieningen zijn. Het eerdergenoemde Alterra (nr. 2513) noemt op basis van wetenschappelijk onderzoek (Lammertsma et al., 2008; Schut et al., 2008; Wansink et al., 2013) dat het aanbrengen van een droge onderdoorgang, bijvoorbeeld in de vorm van een droge looprichel onder bruggen en viaducten, kan voorkomen dat otters de oversteek bovenlangs over de weg maken. Er zijn verschillende kleinschalige onderzoeksresultaten die met behulp van camera’s en sporenonderzoek laten zien dat de otter veelvuldig gebruik maakt van de faunapassages. Deze onderzoeken richten zich vooral op het gebruik. De relatie tussen de genomen maatregelen en het effect op populatieniveau is complex. In Europees verband is hier inmiddels onderzoek naar gestart.
Mij is niet bekend wat de provincie Noord-Brabant van plan is met betrekking tot de in uw vraag genoemde «big five». De verwachting van experts is evenwel dat de otter zich op termijn op natuurlijke wijze zal vestigen en voortplanten in de provincie Noord-Brabant. Van een rijksbijdrage is geen sprake.
Alterra monitort de otterpopulatie in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en besteedt daarbij aandacht aan drie aspecten: de aantalsontwikkeling, de ruimtelijke verspreiding en de genetische status van de populatie.
Eén van de constateringen is, dat er in toenemende mate sprake is van inteelt en dat de genetische variatie binnen de populatie afneemt. Het verbinden van natuurgebieden en het tegengaan van verkeerssterfte, vergroot juist de kans op genetische uitwisseling binnen de populatie als geheel. De maatregelen zullen naar verwachting dus bijdragen aan het verminderen van inteelt.
De vragen van de leden Visser en Rudmer Heerema (beiden VVD) over de beantwoording van eerdere vragen over oversteekplaatsen voor otters (ingezonden 31 maart 2015, kenmerk 2015Z05677) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gestelde termijn worden beantwoord. De reden van uitstel is dat voor de beantwoording een aantal feiten nader moet worden uitgezocht, alsmede dat de beantwoording noodzakelijke afstemming met andere overheden behoeft.