Ingediend | 25 maart 2015 |
---|---|
Beantwoord | 21 april 2015 (na 27 dagen) |
Indieners | Roald van der Linde (VVD), Barbara Visser (VVD) |
Beantwoord door | Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
Onderwerpen | bouwnijverheid economie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z05280.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2029.html |
Ja.
Ik herken me niet in de kritiek. De kansen en risico’s die inherent zijn aan de uitvoering van infrastructuurprojecten worden belegd bij degene die ze ook het beste kan benutten respectievelijk kan dragen en beheersen. Zo ligt het risico voor wijzigingen van wet- en regelgeving bij de publieke opdrachtgever. Door het combineren van ontwerp en realisatie, zoals dat gebeurt bij Design & Construct-contracten en Design, Build, Finance, Maintain (en Operate)-contracten – DBFM(O) –, krijgt de opdrachtnemer de ruimte om ontwerp en uitvoering zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om innovaties toe te passen. Dit leidt uiteindelijk tot een beter product tegen een lagere prijs. Het risico voor het ontwerp ligt in dit geval ook bij de markt.
De risicoverdeling tussen partijen moet een goede samenwerking tussen partijen faciliteren. Voor DBFM(O)-projecten geldt dat de algemene risicoverdeling ingebed is in het rijksbrede standaard DBFM(O)-contract. Een standaard die samen met marktpartijen, waaronder bouwers, periodiek wordt herijkt. Specifieke projectrisico’s, die niet via de standaard risicoverdeling kunnen worden belegd, komen in een aanbesteding aan de orde. Alle uitgevoerde projecten worden in samenspraak met marktpartijen geëvalueerd en de lessen hieruit worden meegenomen bij de aanbesteding van nieuwe projecten. De risicoverdeling is ook een thema in de nieuwe marktvisie van Rijkswaterstaat, waarover dit jaar overleg wordt gevoerd met de sector.
De planning van projecten en de omvang van de projecten is onderwerp van regelmatig overleg met individuele marktpartijen en Bouwend Nederland. Zowel voor Rijkswaterstaat als voor overige opdrachtgevers is het belangrijk dat voldoende opdrachtnemers de projecten kunnen uitvoeren. Uit recent gehouden gesprekken is naar voren gekomen dat het volume en omvang van de projecten behapbaar is voor de markt. Bouwend Nederland vraagt Rijkswaterstaat daarbij wel terughoudend te zijn met projecten waarvan het bouwvolume meer dan 500 miljoen euro betreft. Tegelijkertijd is gesignaleerd dat de tenderinspanningen en tenderkosten, die de marktpartijen moeten verrichten, hoog zijn. Samen met Bouwend Nederland wordt momenteel inzet geleverd om deze tenderinspanningen en tenderkosten te reduceren.
De uitkomsten van de evaluatie van de Aanbestedingswet 2012 en de kabinetsreactie worden uiterlijk in de zomer aan u toegestuurd. Zodra de uitkomsten van de evaluatie bekend zijn, zal worden bezien of DBFM(O)-contracten aanpassing behoeven.
De kennis en knowhow van het bedrijfsleven worden op verschillende manieren ingebracht. Bijvoorbeeld via de ontwerpinspanning en de concurrentiegerichte dialoog tijdens de aanbesteding, via een evaluatie van het project na afloop van een aanbesteding, tijdens de uitvoerings- of exploitatieperiode en bij aanpassing van het standaard DBFM(O)-contract of via themagerichte werkgroepen voor bijvoorbeeld de reductie van tenderinspanningen en tenderkosten.
De DBFM projecten van Rijkswaterstaat hebben tot nu toe niet te maken gehad met het failliet gaan van een bouwbedrijf voordat een project werd afgerond. Slechts in enkele gevallen heeft Rijkswaterstaat bij niet-DBFM projecten de afgelopen vijf jaar te maken gehad met een faillerend bouwbedrijf. De ervaring daarbij is dat de consortiumpartner waarmee het project wordt uitgevoerd de werkzaamheden overneemt c.q. afrondt. Het begeleiden van een dergelijke overgang vergt extra aandacht, maar bevat in beginsel geen grote extra kosten.
Overigens is contractueel bepaald, dat de financiers van een DBFM(O) project de mogelijkheid hebben om het DBFM(O)-contract integraal over te nemen. Vervolgens kunnen deze financiers een niet betrokken bouwer aanstellen om binnen de voorwaarden van het DBFM(O)-contract de werkzaamheden over te nemen of af te ronden. Voor wat betreft het Rijksvastgoedbedrijf is de situatie vergelijkbaar. Er is derhalve geen aanleiding om de modelovereenkomst voor DBFM(O)-contracten op dat punt aan te passen.