Ingediend | 24 maart 2015 |
---|---|
Beantwoord | 13 april 2015 (na 20 dagen) |
Indiener | Kees van der Staaij (SGP) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z05204.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1918.html |
Ja.
Over levensbeëindigend handelen dient altijd gesproken te worden met de noodzakelijke zorgvuldigheid en nuance. Dit geldt in alle gevallen, ongeacht of wordt voldaan aan de zorgvuldigheidseisen zoals benoemd in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
De Regionale toetsingcommissies euthanasie (Rte) beoordelen of een arts wel of niet heeft gehandeld conform de zes zorgvuldigheidseisen uit artikel 2, eerste lid van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. In dit oordeel geeft de Rte toelichting op welke wijze de arts niet heeft voldaan aan een of meerdere zorgvuldigheidseisen. Naast deze oordelende taak geeft de Rte toelichting op haar handelen, bijvoorbeeld door middel van haar website, het jaarverslag en de binnenkort uit te komen «code of practice». Zij spreken zich niet uit over de waarde van de diverse wettelijke zorgvuldigheidseisen, in hun oordelen noch in publicaties.
Zie mijn reactie op de Kamervragen 2 en 3 van de Kamerleden Pia Dijkstra (D66) en Tellegen (VVD) over ditzelfde onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1919).
Ja. Ik heb geen aanwijzing dat dit niet het geval is.
In de beantwoording van vraag 2 en 3 van Kamerleden Pia Dijkstra en Tellegen heb ik u het gebruik van de terminologie uitgelegd en het gebruik van de term «onzorgvuldig» in de samenvatting van een oordeel toegelicht. Ik vind het overigens positief dat de Rte reflecteren op de terminologie die zij gebruiken om hun oordeel te verwoorden.
De toetsingscommissies hebben aangegeven dat zij geenszins het oordeel nuanceren dat de arts in casu niet overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding heeft gehandeld.
Het oordeel van de RTE is conform artikel 9 lid 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding doorgestuurd naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar Ministerie (OM). Beide instanties hebben binnen hun eigen bevoegdheid de taak om de zaak verder te onderzoeken en naar aanleiding daarvan een beslissing te nemen of tuchtrechtelijke respectievelijk strafrechtelijke maatregelen noodzakelijk zijn. Hierbij gaat het om een onafhankelijk oordeel en aangezien ik veel waarde hecht aan een kwalitatief hoogstaand oordeel, is het aan hen om te bepalen op welke termijn zij hier een oordeel over kunnen vormen. Gelet hierop onthoud ik mij van een oordeel. Overigens merk ik op dat het oordeel van de Rte niet het onzorgvuldig handelen van de Levenseindekliniek betreft, maar het onzorgvuldig handelen van de betrokken arts.
De Levenseindekliniek heeft ruim 450 euthanasieverzoeken ingewilligd. Het gaat daarbij vaak om complexe problematiek, zoals ook blijkt uit het jaarverslag van de Levenseindekliniek. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 zijn de oordelen van de Rte doorgestuurd naar de IGZ en het OM. Daarom zie ik nu geen aanleiding om maatregelen te treffen.
Zie mijn reactie op vraag 4 van Kamerlid Arib (PvdA) over ditzelfde onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1920).