Ingediend | 11 maart 2015 |
---|---|
Beantwoord | 22 mei 2015 (na 72 dagen) |
Indiener | Tjitske Siderius (PvdA) |
Beantwoord door | Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap overige vormen van onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z04355.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2338.html |
Zowel vanuit de (medische) zorgaanbieders als vanuit het onderwijs is er budget beschikbaar om passende onderwijszorgarrangementen vorm te geven.
In de wet en regelgeving passend onderwijs is vastgelegd welke ondersteuningsbekostiging een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs voor een leerling ontvangt. In de Wlz is vastgelegd wat het recht op zorg inhoudt. Een Wlz-indicatie wordt afgegeven op grond van de zorgbehoefte van een kind, ongeacht of het thuis, op school of in een instelling verblijft. Zoals de Staatssecretaris Van Rijn in het algemeen overleg op 25 maart heeft aangegeven, is het oormerken van een deel van de Wlz-indicatie voor een mogelijke deelname aan onderwijs niet nodig en niet wenselijk. Hetzelfde geldt voor het vaststellen van een gemiddeld bedrag voor medische zorg op school. De aansluiting tussen zorg en onderwijsondersteuning voor ernstig meervoudig beperkte kinderen vereist individueel maatwerk. Om het overleg tussen school en ouders te ondersteunen wordt een gesprekshandleiding opgesteld.
Zie antwoord vraag 1.
Ja. Met deze compensatieregeling kwam € 10 miljoen beschikbaar voor aanvullende zorg op reguliere en speciale scholen via het ondersteuningsbudget van de samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden hebben immers de verantwoordelijkheid gekregen om voor alle leerlingen, onder wie ook de leerlingen met een ernstige meervoudige beperking, een passend onderwijsaanbod te realiseren.
Met de invoering van passend onderwijs en de Wlz zijn de randvoorwaarden verbeterd om op maat onderwijszorgarrangementen te ontwikkelen. Veel van de problemen waar ouders en scholen nu tegenaan lopen, hebben te maken met de overgang naar de nieuwe situatie. Zoals Staatssecretaris Van Rijn en ik in het eerder genoemde overleg hebben aangegeven, willen wij daarbij zoveel mogelijk ondersteunen. Het opstellen van een landelijke aanvraagprocedure door de onderwijsraden, past daar bij. Omdat wij ook hebben gezien dat het gesprek tussen samenwerkingsverbanden en (v)so scholen moeizaam verloopt, is afgesproken om een landelijke regeling op te stellen waar scholen aanvullende bekostiging kunnen aanvragen voor leerlingen met ernstige meervoudige beperkingen. Tot slot hebben wij toegezegd om ook de komende periode het overleg voort te zetten tussen vertegenwoordigers van scholen en ouders, VWS en OCW over de invoering. Met als doel een goede invoering van de veranderingen in zorg en onderwijs te actief ondersteunen en snel zicht te krijgen op eventuele resterende knelpunten die zich voordoen.
Nee, zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven, zijn de randvoorwaarden voor het ontwikkelen van onderwijszorgarrangementen verbeterd. Mijn collega Van Rijn en ik doen er alles aan om een goede invoering van de nieuwe wetgeving te ondersteunen zodat voor alle leerlingen een passend onderwijszorgarrangement kan worden ontwikkeld.
Een aparte financiering van scholen voor cluster 3 is moeilijk te realiseren vanwege de spreiding van ernstig meervoudig beperkte leerlingen over de verschillende schoolsoorten en gezien het grote aantal scholen waar deze leerlingen zitten. Ook zou een aparte financiering van deze scholen ertoe kunnen leiden dat (andere) scholen en samenwerkingsverbanden leerlingen onterecht doorverwijzen naar de scholen die apart gefinancierd worden.
Van sommige ouders hebben wij het signaal ontvangen dat scholen aangeven problemen te ervaren met de bekostiging en organisatie van (medische) zorg op school. Alle leerlingen hebben recht op onderwijs. In de gesprekken die in de afgelopen periode zijn gevoerd met vertegenwoordigers van ouders en scholen, is wel duidelijk geworden dat er veel onzekerheid is over de gevolgen van de invoering van passend onderwijs en de veranderingen in de zorg. Ik ga ervan uit dat met de maatregelen die collega Van Rijn en ik hebben voorgesteld, er snel meer duidelijkheid en zekerheid komt over de budgetten voor onderwijs en zorg zodat voor alle leerlingen een passend onderwijszorgarrangement kan worden ontwikkeld. Als ouders en scholen daar hulp bij nodig hebben, kunnen zij terecht bij een expertteam.
De werkagenda verbinding passend onderwijs, preventie, jeugdhulp en participatie 2015» is een initiatief van VNG, de PO-Raad en de VO-raad met ondersteuning van VWS en OCW. De werkagenda ondersteunt de transformatie bij bestuurders en professionals in de jeugdhulp en in het onderwijs onder meer door naar behoefte landelijk, regionaal of lokaal activiteiten te (helpen) organiseren. Daarmee biedt de werkagenda ook het kader voor acties als het gaat om het combineren van onderwijs met zorg vanuit de jeugdwet, Zorgverzekeringswet of Wlz. Bij deze acties, toegezegd in de brief van 20 maart 2015 en in het algemeen overleg dat mijn collega Van Rijn en ik op 25 maart hierover hebben gevoerd met de Tweede Kamer, worden de genoemde belangenorganisaties intensief betrokken. Zo maakt Ieder(in) deel uit van de werkgroep die zich bezighoudt met onderwijs-zorgarrangementen.
Opzet van de werkagenda is dat op verzoek regionale en lokale bijeenkomsten worden georganiseerd. Het is aan gemeenten en scholen om hiertoe een aanvraag te doen. De betrokken partijen bepalen zo zelf de effectiviteit van de werkagenda.