Ingediend | 19 februari 2015 |
---|---|
Beantwoord | 3 maart 2015 (na 12 dagen) |
Indieners | Paul van Meenen (D66), Vera Bergkamp (D66) |
Beantwoord door | Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z02882.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1426.html |
Ja.
Er is geen rapport dat meer informatie biedt over antipestmethoden. Zoals ik uw Kamer heb gemeld, heeft de Commissie Anti-pestprogramma’s de «Beoordeling anti-pestprogramma’s opgesteld (Kamerstukken II, 2013/2014, 29 240, nr. 64). Deze rapportage is sinds 27 mei 2014 te vinden op de website van het Nederlands Jeugdinstituut en bevat het totaaloverzicht van de beoordelingen van de anti-pestprogramma’s die zijn aangemeld voor het beoordelingstraject.
Daarnaast heb ik in mijn brief aan uw Kamer ook aangegeven dat de commissie iedere programmaeigenaar individuele feedback heeft gegeven. Over de individuele feedback heeft de commissie van het Nederlands Jeugdinstituut met de programmaeigenaren afgesproken dat dit vertrouwelijk zou blijven. Deze terugkoppeling bevat voor de individuele programmaeigenaar informatie over mogelijke verbetering van de theoretische onderbouwing van het betreffende programma. Deze informatie is naar zijn aard bedrijfsgevoelig. Ik heb begrip voor de werkwijze die de commissie in dit proces hanteert.
Ik heb uw Kamer over dit onderwerp vandaag ook een brief gezonden op verzoek van het lid Siderius (SP).
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Scholen dienen samen met ouders een afgewogen keuze te maken voor een anti-pestprogramma. De rapportage van de Commissie Anti-pestprogramma’s, beschreven in eerdere vragen, is hierbij een belangrijk hulpmiddel voor scholen en ouders. In de rapportage staat welke programma’s en interventies veelbelovend zijn bij het voorkomen en tegengaan van pesten. Ook bevat de rapportage een lijst van programma’s die volgens de commissie niet voldoen aan de gestelde criteria. De drie criteria zijn: (1) een goede theoretische onderbouwing, (2) een adequate empirische onderbouwing, en (3) duidelijk beschreven randvoorwaarden. De rapportage staat op de website van het Nederlands Jeugdinstituut en is voor iedereen toegankelijk. Ik vind het belangrijk dat ouders en leraren hier samen het gesprek over aangaan, gebruikmakend van de inzichten van de commissie. Ook de PO-Raad en de VO-raad baseren zich in hun ondersteuningsaanbod op de inzichten van de commissie.
Er zijn 48 anti-pestprogramma’s afgewezen door de commissie. De commissie heeft in haar rapportage beschreven aan welke criteria de betreffende programma’s wel en niet voldeden. De commissie heeft geen van de programma’s voorzien van de kwalificatie «aannemelijk gevaarlijk».
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 27 mei 2014, bestond er een grote verscheidenheid aan redenen waarom programma’s zijn afgewezen. Sommige programma’s zijn niet specifiek geschikt als anti-pestprogramma, maar kunnen voor andere doeleinden wel effectief worden ingezet door scholen. Een programma kan bijvoorbeeld fungeren als effectieve weerbaarheidstraining, maar tegelijkertijd niet bijdragen aan de vermindering van pesten. Andere programma’s zijn goedbedoelde pogingen om pesten aan te pakken, maar bevatten onvoldoende bestanddelen waarvan uit wetenschappelijk onderzoek wordt aangenomen dat ze pesten tegen gaan.
De commissie heeft anti-pestprogramma’s beoordeeld op effectiviteit bij het verminderen van pesten. Van de 61 ingediende programma’s zijn er 48 afgewezen. Dat betekent dat bij deze methodes geen bewijs is gevonden voor effectiviteit en dat deze programma’s te weinig bestandsdelen bevatten waarvan uit degelijk onderzoek bekend is dat ze pesten tegen gaan. Er is niet onderzocht of – en dus ook niet aangetoond door de commissie dat – de beoordeelde anti-pestprogramma’s schadelijk zijn voor de sociale veiligheid van leerlingen.
Ja, ik deel deze mening. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6, bestaat er een grote verscheidenheid aan redenen voor afwijzing van anti-pestprogramma’s. De afwijzing op zichzelf hoeft niet te betekenen dat een methode schadelijk is voor kinderen. Het kan ook zo zijn dat een programma niet specifiek geschikt is voor het tegengaan van pesten of dat de theoretische onderbouwing van de methode onvoldoende is.
De opdracht van de Commissie Anti-pestprogramma’s is het vaststellen welke programma’s bewezen effectief zijn bij het tegengaan van pesten. Het is aan scholen om een sociaal veilig schoolklimaat te bevorderen en daarbij een eigen aanpak te kiezen. Uiteindelijk gaat het mij om het resultaat: een sociaal veilige school voor álle leerlingen. Ik ben ervan overtuigd dat als een school zorgt voor de sociale veiligheid van de leerlingen, deze daar niet op wordt afgerekend, noch in een kwaad daglicht kan worden gesteld.