Ingediend | 17 februari 2015 |
---|---|
Beantwoord | 17 maart 2015 (na 28 dagen) |
Indiener | Keklik Yücel (PvdA) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z02752.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1582.html |
Ja.
Tussen de analyse van het CPB, waar de Brancheorganisatie Kinderopvang naar verwijst, en het CBS zit een aantal verschillen, waardoor de uitkomsten niet zomaar te vergelijken zijn. Zo zit er een verschil in de dataset die wordt gebruikt en de periode waarop die betrekking heeft. Verder wordt gebruik gemaakt van een andere methodiek: het CBS maakt gebruik van een difference-in-differences analyse en het CPB maakt een voorspelling op basis van een discreet keuzemodel. Zoals in het CBS-artikel ook is aangegeven, kunnen naast de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag ook andere factoren het gevonden effect op arbeidsparticipatie beïnvloeden. Zo is in dezelfde periode de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack) geïntensiveerd en kunnen ook andere factoren waarmee uitsluitend ouders met jonge kinderen te maken hebben, zoals veranderingen in de bereikbaarheid van kinderopvang, de arbeidsdeelname beïnvloeden. Bij de CPB-analyse wordt juist gekeken naar het – op basis van modelberekeningen – verwachte effect van geïsoleerde maatregelen.
In het algemeen geldt dat de ontwikkeling in arbeidsparticipatie van veel factoren afhankelijk is, zoals de economische situatie, brede sociaaleconomische ontwikkelingen en beleid. Dat geldt ook voor de arbeidsparticipatie van moeders met jonge kinderen.
Het is niet eenvoudig om een eenduidige conclusie te verbinden aan twee zo verschillende onderzoeken. Zoals hierboven ook gezegd, is de arbeidsparticipatie afhankelijk van veel factoren. Enerzijds zien we dat de arbeidsparticipatie van ouders van jonge kinderen de afgelopen jaren, ondanks de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag, een vergelijkbare ontwikkeling heeft laten zien als die van de algemene bevolking. Anderzijds constateer ik dat bij moeders van jonge kinderen nog participatiewinst te boeken is, daar zit nog de meeste rek in de arbeidsparticipatie.
Recent heeft het CPB een nieuw model gepresenteerd, dat gebaseerd is op nieuwe wetenschappelijke inzichten en nieuwe data, waarmee beleidsmaatregelen worden doorgerekend. Uit analyses met dit model, zoals in de studie «De effectiviteit van fiscaal participatiebeleid» komt naar voren dat beleid gericht op de groep moeders met jonge kinderen – zoals de kinderopvangtoeslag of de iack – relatief effectief is.
Ja. Bij kinderopvangbeleid horen twee doelstellingen: het vergemakkelijken van de combinatie arbeid en zorg en het bieden van kwalitatief goede opvang.
Ja, ik vind het zeker belangrijk dat kinderopvangorganisaties blijven inzetten op pedagogische kwaliteit. Een goede kwaliteit zorgt ervoor dat ouders met vertrouwen hun kind naar de kinderopvang brengen. De kinderopvang moet een veilige omgeving zijn kinderen, waarin kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De (pedagogische) kwaliteit draagt daarmee bij aan de keuze van ouders voor kinderopvang.
Er zijn verschillende maatregelen die de arbeidsparticipatie raken. Ik bekijk de noodzaak tot aanvullende maatregelen op het gebied van kinderopvang dan ook in het licht van het totale beleid rond arbeidsparticipatie. Ik informeer u hierover bij begroting.