Ingediend | 2 februari 2015 |
---|---|
Beantwoord | 24 februari 2015 (na 22 dagen) |
Indiener | Raymond Knops (CDA) |
Beantwoord door | Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal militaire missies |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z01620.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1344.html |
Ja.
Omdat het benodigde onderhoud tijdens de twee jaar durende missie slechts gedeeltelijk kon worden uitgevoerd, is er nu sprake van achterstallig onderhoud. Hierover is de Kamer reeds geïnformeerd in de reactie van het kabinet op de inbreng voor een schriftelijk overleg over de beëindiging van de Nederlandse inzet van Patriot-systemen in Turkije (Kamerstuk 32 623, nr. 138).
Zoals eerder is gemeld in de reactie van het kabinet op de inbreng voor een schriftelijk overleg over de beëindiging van de Nederlandse inzet van Patriot-systemen in Turkije (Kamerstuk 32 623, nr. 138), was het de bedoeling om in 2014 in Nederland groot onderhoud uit te voeren door de Patriot-systemen te rouleren. Hierbij zou het onderhoud in Nederland plaatsvinden, waarna het systeem gewisseld zou worden met een systeem in het inzetgebied. Vanwege defecte onderdelen en problemen met reserveonderdelen kon er echter pas veel later worden gerouleerd dan was gepland.
Het is juist dat het groot onderhoud en de modificatie van de systemen nog zeker een jaar zullen duren. Deze werkzaamheden duren enkele maanden per Patriot-systeem en met de huidige capaciteit op het gebied van onderhoudspersoneel en infrastructuur kan er maar aan één systeem tegelijk worden gewerkt.
Zie antwoord vraag 3.
Na het besluit tot verlenging van de missie is direct een begin gemaakt met het omwisselen van onderdelen van de in Turkije geplaatste Patriot-systemen met onderdelen uit Nederland (radar, generatoren en commandocentrales), om in Nederland het benodigde onderhoud op deze onderdelen te kunnen plegen. Zoals reeds vermeld, was het daarnaast de bedoeling om in 2014 in Nederland groot onderhoud uit te voeren door de systemen te rouleren. Vanwege defecte onderdelen en het gebrek aan de juiste reserveonderdelen kon er echter pas veel later worden gerouleerd dan was gepland.
Voor de instandhouding van het Patriot-systeem zijn diverse onderhouds- en bevoorradingscontracten gesloten. Het is bekend dat een aantal reservedelen een lange levertijd kennen en beperkt te verkrijgen zijn. Deze situatie geldt echter niet alleen voor Nederland, maar is van toepassing voor alle (internationale) gebruikers van Patriot-systemen. Hiervoor wordt voortdurend in internationaal verband naar oplossingen gezocht. Daarnaast heeft Nederland een overeenkomst met het Navo Support Agency over het leveren van reservedelen die daar op voorraad zijn. Tevens is de Verenigde Staten gevraagd om de levering van reservedelen met een hogere prioriteit te behandelen. Dit verzoek is gehonoreerd.
Zoals vermeld in het antwoord op de vragen 3 en 4 zullen de Patriot-systemen na terugkeer uit Turkije vanwege onderhoud en modificaties ongeveer een jaar niet operationeel inzetbaar zijn. Voorts moet het personeel van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) weer worden getraind in andere taken dan die in Turkije zijn uitgevoerd.
Zoals eerder gemeld in de reactie van het kabinet op de inbreng voor een schriftelijk overleg over de beëindiging van de Nederlandse inzet van Patriot-systemen in Turkije (Kamerstuk 32 623, nr. 138), en zoals ook is verwoord in de nota «In het belang van Nederland», moeten bondgenoten de lasten en de risico’s verdelen, in het bijzonder als het om nichecapaciteiten gaat. Als voortzetting van de inzet wenselijk is nadat de Nederlandse bijdrage de maximale inzetduur heeft bereikt, ligt het voor de hand dat een andere bondgenoot de plaats van Nederland inneemt. Zo neemt Spanje in Adana het stokje over van Nederland.
Van het personeel dat betrokken was bij de Patriot-missie in Turkije is veel gevraagd. Velen zijn vaak uitgezonden geweest en zijn daar op een professionele en loyale wijze mee omgegaan. Om de belasting voor de betrokken militairen en hun thuisfront zoveel mogelijk te beperken, heeft Defensie de aanvullende personeelszorgmaatregelen genomen die zijn aangekondigd in de kamerbrief «Uitzendbescherming Patriot-missie Turkije» van 30 oktober 2014 (Kamerstuk 32 623, nr. 141).
Eén medewerker is in totaal 419 dagen uitgezonden geweest. Voor bepaalde categorieën personeel gold dat er zeer weinig functionarissen beschikbaar waren die over de juiste opleiding en training beschikten. Om deze reden hebben militairen in 2013 en 2014 meer dan eens moeten deelnemen. Hun uitzendbescherming is om die reden opgeschort tot 2015, zoals ook is vermeld in de brief «Uitzendbescherming Patriot-missie Turkije» van 30 oktober 2014 (Kamerstuk 32 623, nr. 141). Om het personeel van het DGLC te ontlasten, zijn voormalige medewerkers van grondgebonden luchtverdedigingseenheden ingezet en is ook personeel van een andere eenheid van het DGLC in de Verenigde Staten opgeleid om de Patriot-missie in Turkije te kunnen ondersteunen.
Zie antwoord vraag 8.
In mijn brief van 7 november jl. (Kamerstuk 33 763, 59) heb ik laten weten welke aanpak het kabinet hanteert bij de uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 000, nr. 23) er het noodzakelijke ambitieniveau van de krijgsmacht in de komende jaren en de versterking van de slagkracht van de krijgsmacht. Het kabinet zal het parlement uiterlijk in mei of juni – of zoveel eerder als mogelijk – op de hoogte stellen van de uitkomsten van zijn beraadslagingen, opdat hierover vóór het zomerreces met de Tweede Kamer kan worden gesproken.
Zie antwoord vraag 10.