Ingediend | 28 januari 2015 |
---|---|
Beantwoord | 2 maart 2015 (na 33 dagen) |
Indieners | Anne-Wil Lucas-Smeerdijk (VVD), Johannes Sibinga Mulder |
Beantwoord door | Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
Onderwerpen | beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z01399.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1407.html |
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht.
Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden kan een arbeidsovereenkomst voor bbl-ers noodzakelijk zijn (cf. Burgerlijk Wetboek). In het kader van goed werkgeverschap verwacht ik van leerbedrijven dan ook dat zij, indien nodig en gewenst, afspraken maken met bbl-ers over eventuele beloningen. Bestaande afspraken in verschillende cao’s (o.a. metaal) zijn in het verleden gemaakt door de sociale partners om een goede beloning van de toekomstige vakmensen, die in opleiding zijn, te waarborgen. Daarbij zijn ook andere afspraken gemaakt, die de instroom van deskundig en vakbekwaam personeel moeten ondersteunen (o.a. leermeestertrainingen). De sociale partners hebben verschillende afspraken gemaakt, waarvan de minimale beloning van de leerling werknemers (bbl-ers) er één is. Ik ga ervan uit dat sociale partners bij het maken van deze afspraken zowel de belangen van huidige werknemers als de noodzaak van nieuwe instroom om aan de vervangings- en uitbreidingsvraag te kunnen voldoen meewegen.
Zoals gezegd verwacht ik van leerbedrijven dat zij, indien nodig en gewenst, afspraken maken met bbl-ers over eventuele beloningen. Vanzelfsprekend wil ik de door de sociale partners gemaakte afspraken respecteren.
Om het aanbod van leerwerkbanen te vergroten onderneem ik een aantal maatregelen. Zo maak ik flexibele leer-werktrajecten mogelijk. Het experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl (Tweede Kamer, 31 524, vergaderjaar 2014–2015, nr. 233) kan het aantrekkelijker maken voor bedrijven om een bpv-plek aan te bieden. Met de subsidie praktijkleren bied ik een tegemoetkoming in de kosten die werkgevers maken voor het begeleiden van bbl-ers. Met de middelen uit de sectorplannen kunnen werkgevers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de beloning van bbl-ers en het stage- en leerbanenoffensief is er ook op gericht te zorgen voor voldoende (stages en) leerwerkbanen.
Ik heb aan het Ministerie van SZW gevraagd om hiernaar extra onderzoek te doen. Daaruit blijkt dat in 55 cao’s van de in totaal 100 onderzochte grootste bedrijfstak- en ondernemings-cao’s, behorend tot de standaard steekproef van cao’s die SZW hanteert bij cao-onderzoek3, een BBL-opleidingsbepaling voorkomt. In deze cao’s zijn niet altijd loonbepalingen afgesproken. Vaak gaat het over afspraken ten aanzien van zaken als arbeidsduur, vakantie, lesdagen die al dan niet betaald worden, opleidingskosten, opleiding tijdens werktijd, het creëren van opleidingsplaatsen, en dergelijke. In 14 cao’s zijn afspraken gemaakt over het loon van bbl-ers. Het percentage van 180% waarnaar wordt verwezen in het bericht4, geldt overigens alleen voor de oudste en meest vergevorderde bbl-ers in de bouwsector (jongere, beginnende deelnemers ontvangen een lager salaris). Verder zijn in sectoren als vervoer, landbouw en industrie afspraken gemaakt boven het wettelijk minimum (jeugd)loon (wml). Deze zijn gemaximeerd op 130% van het wml. De overige cao’s met loonbepalingen houden het wml als bovengrens aan.
Inderdaad zie ik een daling van bijna 170.000 gerealiseerde bbl-plekken naar ongeveer 100.000 in schooljaar 2014–2015. Naast de bouw en infra, is de teruggang groot in transport & logistiek, beveiliging/veiligheid, zorg en welzijn. Zoals in mijn antwoord op vraag 2 aangegeven, hebben ook conjuncturele effecten en verminderde instroom vanuit het vmbo invloed op het aanbod van bbl-leerwerkplekken.
De in de vraag genoemde percentages komen overeen met de cijfers van het ROA7.Gemiddeld genomen is de werkloosheid van bol-gediplomeerden hoger dan voor bbl-gediplomeerden. De kracht van het Nederlandse beroepsonderwijs is het bestaan van beide leerwegen die als communicerende vaten werken. Beide leerwegen leiden op tot hetzelfde diploma om te kunnen starten als een beginnende beroepsbeoefenaar. Ik vind het goed dat deelnemers de mogelijkheid hebben om te kiezen voor een opleidingsroute die past bij hun specifieke wensen en mogelijkheden.
Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 2 en 3 is het aan de sociale partners om hier afspraken over te maken.