Ingediend | 23 januari 2015 |
---|---|
Beantwoord | 4 maart 2015 (na 40 dagen) |
Indieners | Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z01126.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1466.html |
Ja.
Indien deze militair voldoet aan de voorwaarden, kan zij gebruik maken van de maatwerkoplossing waardoor ontslag kan worden voorkomen. Deze maatwerkoplossing heb ik beschreven in mijn brief van 13 februari jl. (Kamerstuk 34 000 X, nr. 66).
Nederland heeft een nauwe militaire en politieke samenwerking met zijn Navo-bondgenoten. Dat wil evenwel niet zeggen dat Nederland met alle bondgenoten van de Navo, en onder alle omstandigheden, een even nauwe samenwerking op inlichtingengebied heeft.
De MIVD doet datgene wat nodig is om de voor een verantwoorde oordeelsvorming benodigde gegevens te verkrijgen. Het is vaste jurisprudentie dat aan deze inspanningsverplichting is voldaan indien de MIVD heeft vastgesteld dat een samenwerkingsverband op veiligheidsgebied niet bestaat met het land waar de partner verblijft, of heeft verbleven.
Op grond van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie (Stcrt. 2013-29935) dient de commandant, mede in het licht van de operationele taakstelling van de defensieonderdelen, te worden geïnformeerd over voornemens tot intrekken van een Verklaring van geen bezwaar (VGB). Daarnaast voorziet deze beleidsregel in de mogelijkheid voor de commandant om dan zijn zienswijze te geven. Die zienswijze wordt meegewogen. Van negeren is daarom geen sprake.
In mijn brief van 13 februari jl. heb ik de Kamer geïnformeerd over de regeling die voorziet in een maatwerkoplossing voor dergelijke gevallen.
De invoering van deze regeling gaat gepaard met een intensieve voorlichting van het defensiepersoneel over de regeling en (opnieuw) over het partnerbeleid. Deze voorlichting zal periodiek worden herhaald. In de voorlichting zal ook aandacht worden gegeven aan de ruime definitie van het begrip «partner» dat bij veiligheidsonderzoeken wordt gehanteerd, namelijk «hij of zij waarmee de defensiemedewerker een affectieve relatie heeft». Het gaat dus niet alleen om de geregistreerde partner, de partner met wie men is gehuwd of samenwoont.
Zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 21 mei jl., kan geen lijst worden vrijgegeven van landen met wie de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een samenwerkingsrelatie hebben op basis waarvan persoonsgegevens worden uitgewisseld. Het defensiepersoneel zal in de voorlichting dan ook worden geadviseerd om bij twijfel contact op te nemen met de eigen beveiligingsfunctionaris. Het personeel is overigens verplicht elke nieuwe affectieve relatie te melden bij de MIVD, ongeacht de achtergrond van de partner.
Door het leveren van maatwerk en het op structurele wijze voorlichten van het personeel, hoop ik bestaande schrijnende gevallen tegemoet te komen en nieuwe gevallen te voorkomen.
Zie antwoord vraag 6.
Op dit moment zijn bij de MIVD geen vergelijkbare gevallen bekend. Ik kan echter niet uitsluiten dat zich in de toekomst nieuwe gevallen zullen voordoen.
Zie antwoord vraag 3.
Ja, de Minister van SZW staat nog steeds achter deze uitspraak. Deze fundamentele vrijheid laat onverlet de afwegingen die werkgevers moeten maken bij het vervullen van (vertrouwens)functies. De partner wordt geacht invloed te kunnen uitoefenen op de gedragingen van de betrokken medewerker. Daarom wordt een partner bij het veiligheidsonderzoek betrokken.
Zie antwoord vraag 6.