Ingediend | 22 januari 2015 |
---|---|
Beantwoord | 19 februari 2015 (na 28 dagen) |
Indieners | Arnold Merkies , Sharon Gesthuizen (GL) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
Onderwerpen | economie financieel toezicht financiën ict |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z00980.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1327.html |
Ja.
Alle genoemde partijen, dus zowel financiële instellingen als andere bedrijven, moeten voldoen aan dezelfde privacywetgeving. De EU-richtlijn bescherming persoonsgegevens en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) gelden in volle omvang. De Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen is geen overheidsregelgeving, maar een vrijwillig overeengekomen nadere invulling van de regels waaraan de partijen die tot deze gedragscode zijn toegetreden zich vrijwillig houden. De Gedragscode is geen van de Wbp afwijkende regelgeving, maar een nadere invulling. Zo beschrijft bijvoorbeeld § 5.4 van de Gedragscode in welke specifieke gevallen financiële instellingen persoonsgegevens mogen gebruiken voor directmarketingactiviteiten. Instellingen of bedrijven die geen partij zijn bij de Gedragscode zullen hun beleid terzake rechtstreeks op grond van de Wbp moeten vaststellen.
Zie antwoord vraag 2.
De Wbp biedt het kader waarbinnen persoonsgegevens mogen worden verwerkt, het is niet zo dat uitsluitend persoonsgegevens met toestemming vna de betrokkene mogen worden verwerkt. Gebruik van persoonsgegevens is wel altijd toegestaan als er instemming is van de betrokkene. De Wbp biedt ook andere mogelijkheden om persoonsgegevens te verwerken. Cliënten en hun betaaldienstverleners kunnen afspraken over het gebruik van klantgegevens ook vastleggen in een overeenkomst. De Gedragscode verwerking persoonsgegevens financiële instellingen geeft daarnaast een nadere invulling aan de Wbp voor die instellingen die, op vrijwillige basis, bij de Gedragscode zijn aangesloten. Instellingen of bedrijven die geen partij zijn bij de Gedragscode stellen hun beleid rechtstreeks op grond van de Wbp vast.
Zoals hiervoor aangegeven moeten alle partijen voldoen aan dezelfde privacywetgeving.
In de richtlijn betaaldiensten 2, die momenteel nog in onderhandeling is, wordt waarschijnlijk een registratie-eis opgenomen voor organisaties die betaaldata van klanten opvragen met toestemming van die klanten. Deze organisaties staan onder toezicht en moeten net als anderen voldoen aan de privacyregelgeving.
Zie antwoord vraag 5.
Het is inderdaad zo dat persoonsgegevens met betrekking tot betalingen in de EU-privacyrichtlijn niet als bijzondere persoonsgegevens zijn aangemerkt. Bijzondere persoonsgegevens, zoals bijvoorbeeld politieke overtuiging of religie of etnische achtergrond, hebben een ander regime gekregen om bescherming te bieden tegen ongelijkheid en discriminatie. Dit soort bijzondere persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien de Europese privacyregelgeving daarvoor een uitdrukkelijke grondslag biedt. Betaalgegevens worden niet beschouwd als bijzondere persoonsgegevens. Dat wil niet zeggen dat onrechtmatige verwerking van betaalgegevens geen vervelende consequenties zou kunnen hebben. Mede om deze reden wordt in de nieuwe Privacyverordening, die momenteel nog in onderhandeling is, een risico-georiënteerde benadering opgenomen voor de verwerking van persoonsgegevens. Uit deze risicobeoordeling kan volgen dat zwaardere verplichtingen worden opgelegd bij de verwerking. Eén van de risicofactoren is de kans op het ontstaan van financieel nadeel bij de betrokkene wanneer zijn persoonsgegevens onrechtmatig worden verwerkt. De zwaardere verplichtingen voor verantwoordelijken die dan kunnen worden opgelegd kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een documentatieplicht, de verplichting om privacy impact assessments op te stellen of de verplichting om voorafgaand aan het starten van de gegevensverwerking overleg te voeren met de toezichthouder. Nederland heeft zich voor het toepassen van deze risico-georiënteerde benadering bijzonder ingespannen.