Ingediend | 21 januari 2015 |
---|---|
Beantwoord | 15 april 2015 (na 84 dagen) |
Indiener | Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
Beantwoord door | Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z00885.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1963.html |
Ja. De VU heeft ruimtes die kunnen worden gebruikt voor externe bijeenkomsten. Op 12 januari werd bekend dat het college van bestuur van de VU heeft besloten de ruimte niet ter beschikking te stellen aan de organisatoren van het betreffende debat. Het is dus niet zo dat de VU het debat zelf heeft verboden.
De VU heeft mij aangegeven dat zij dit besluit zorgvuldig heeft genomen en toegelicht wat voor haar de redenen zijn geweest hiervoor geen ruimte beschikbaar te stellen.
De VU heeft een zeer diverse studentenpopulatie. Een belangrijke voorwaarde om die diversiteit optimaal tot haar recht te laten komen, is dat de universiteit voor alle studenten, ongeacht hun achtergrond, een veilige plek is. Volgens de VU is in aanloop naar het debat grote onrust ontstaan binnen de academische gemeenschap vanwege een gevoel van uitsluiting. De organisatoren van het debat, Studenten voor een Rechtvaardig Palestina (SRP), gebruikten leuzen als «VU Israël vrij». Dat gaf een deel van de studenten en docenten op de VU het gevoel dat er voor hen geen plaats zou zijn. Ook in het licht van de recente gebeurtenissen in Parijs was er voor de VU reden om geen medewerking te verlenen door de ruimtes niet ter beschikking te stellen.
Ik ben groot voorstander van open maatschappelijk debat, juist over belangrijke onderwerpen. Een dergelijk debat, bijvoorbeeld over de situatie in Palestina, kan bijdragen aan de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
Ja. De vrijheid van meningsuiting en het mogen uiten van kritieken is, zeker ook in de academische wereld, een belangrijk recht. Zoals in antwoord op vraag 7 aan de orde komt, organiseert de VU juist debatten over de Israëlisch-Palestijnse kwestie. In onderhavige casus heeft het college van bestuur van de VU op basis van de onder vraag 1 benoemde elementen besloten geen ruimte ter beschikking te stellen aan de organisatoren van het debat waaraan gerefereerd wordt.
Het college van bestuur van de VU heeft me gemeld dat externe partijen geen invloed hebben gehad op hun besluit. Zie mijn antwoord op vraag 1 en 3.
De VU heeft aangegeven de beslissing om geen zaal ter beschikking te stellen niet te hebben genomen om te censureren maar vanwege de ontstane onrust binnen de onderwijsgemeenschap.
Zie antwoord vraag 5.
Het debat waarnaar verwezen wordt, was onderdeel van de VU International Day 2014. Net als in 2013 waren vertegenwoordigers van Palestijnse en Israëlische zijde uitgenodigd voor de bijeenkomst. Door omstandigheden moest de Palestijnse gast en de diplomatiek vertegenwoordiger van de Palestijnse autoriteit kort voor aanvang afzeggen. De pogingen om een andere vertegenwoordiger te vinden waren helaas niet succesvol. Omdat er geen sprake meer was van een gebalanceerd debat is besloten om de vorm van de bijeenkomst te veranderen, en zijn de lezingen van de Israëlische deelnemers geschrapt. De bijeenkomst heeft doorgang gevonden met de mogelijkheid tot het stellen van kritische vragen aan de buitenlandse gasten en de Israëlische ambassadeur.
Zie mijn antwoord op vraag 5 en 6. Mij zijn dergelijke debatten niet bekend.
De VU heeft mij aangegeven in gesprek te zijn met de Studenten voor een Rechtvaardig Palestina (SRP) over een mogelijk debat over de thema’s die zij aan de orde willen stellen. Ik vind dit een zaak tussen de VU en de SRP.
Nee.