Ingediend | 21 januari 2015 |
---|---|
Beantwoord | 30 maart 2015 (na 68 dagen) |
Indiener | Ronald van Raak |
Beantwoord door | Opstelten (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z00884.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1757.html |
In zijn algemeenheid geldt dat wanneer het redelijk vermoeden bestaat dat men zich schuldig maakt aan strafbare feiten, het Openbaar Ministerie een onderzoek kan starten.
De foto’s die nu opnieuw circuleren op het internet zijn reeds gepubliceerd in de zomer van 2013 en zijn te relateren aan het verblijf van betrokkene in Afghanistan in waarschijnlijk datzelfde jaar. Zoals al gemeld in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Dijkhoff van uw Kamer (TK vergaderjaar 2013–2014, Aanhangsel Handelingen, nr. 647) doe ik geen uitspraken over individuele gevallen.
Zie antwoord vraag 2.
Zoals gemeld kan ik over onderzoek naar individuele zaken geen uitlatingen doen. In algemene zin geldt dat voorbereiding van, samenspanning tot, deelneming aan en training voor terroristische misdrijven of deelneming aan een terroristische organisatie strafbaar is gesteld (Wetboek van Strafrecht artikelen 134a en 140a). In het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme is een breed pakket aan maatregelen aangekondigd waarmee de risico’s die uitgaan van diegenen die (willen) deelnemen aan terroristische misdrijven met alle mogelijke middelen (strafrechtelijke, bestuurlijke en maatschappelijke) worden beperkt.
Zie antwoord vraag 4.
Het is bekend dat jihadisten het gebruik van geweld een «geoorloofd middel» vinden tegen diegenen die «volharden in de belediging van de islam of de profeet Mohammed». In deze zin komt deze uitspraak niet als een verrassing en onderstreept het slechts de noodzaak van een actieve bestrijding van dit gewelddadige gedachtegoed vanuit de overheid. Dit is waar ik met mijn beleid op blijf inzetten.
Het oordeel of een bepaalde uitspraak moet worden aangemerkt als een dreiging, bijvoorbeeld omdat er een oproep tot geweld van uitgaat, is niet aan mij maar aan de rechter. De uitspraak is zonder meer ernstig, maar of hier sprake is van grootspraak of van een dreiging, is niet eenvoudig vast te stellen.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat de schriftelijke vragen van het lid Van Raak (SP) over foto’s van Shabir Burhani waarop hij met wapens poseert (ingezonden 21 januari 2015) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.