Ingediend | 8 december 2014 |
---|---|
Beantwoord | 23 december 2014 (na 15 dagen) |
Indieners | Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond Knops (CDA) |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z22511.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-936.html |
Ja.
De voornoemde berichtgeving verwijst naar verschillende kerken. Van de Pentacostal Church zijn bezittingen in beslag genomen, evenals van het Cultureel Centrum van de Evangelical Church. Van de Bahri Evangelical Presbyterian Church zijn enkele tientallen leden enige uren in hechtenis genomen.
Een juridisch geschil over grondbezit tussen de kerkleden onderling ligt ten grondslag aan de kwestie met betrekking tot Bahri Evangelical Presbyterian Church. Een aantal leden van deze kerk heeft kerkelijke bezittingen verkocht, waartegen andere leden van de kerk protesteerden. Van deze tweespalt hebben delen van de overheid gebruik gemaakt. Overigens heeft het Ministry of Guidance and Religious Endowment wel getracht te bemiddelen en wordt een onderzoekscommissie ingesteld. In algemene zin stelt de overheid in vergelijkbare gevallen dikwijls dat de kerken de vereiste bouwvergunningen ontberen.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Deze richtlijn is al in 2012 aangekondigd, en werd juli jl. nog eens door de overheid bevestigd. Het is onduidelijk of de richtlijn op schrift staat. Wel is het tegengaan van bouwen van nieuwe kerken staand beleid, volgens de Sudanese overheid ingegeven door het feit dat Sudan op dit moment voldoende kerken heeft. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de speerpunten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid, elke belemmering die een overheid aan mensen oplegt in de uitvoering van hun geloof keurt het kabinet daarom af.
In de context van Sudan kan men niet stellen dat deze activiteiten gericht tegen kerken bewijs zijn voor de stelling dat de radicale islam de belangrijkste oorzaak van christenvervolging zou zijn. De praktijk waarbij voor nieuwe kerken geen (bouw)vergunning wordt afgegeven wordt volgens de Sudanese autoriteiten ingegeven door het feit dat Sudan sinds de afscheiding van Zuid-Sudan minder Christenen kent, en er dus ook minder kerken nodig zijn. Dhimmi-status van Christenen is in Sudan niet aan de orde. Zo zitten er bijvoorbeeld Kopten in het Sudanese parlement.
Zie antwoord vraag 6.
Nederland brengt deze schendingen van de vrijheid van godsdienst regelmatig op, wereldwijd en ook specifiek in Sudan. Dit doen we niet alleen bilateraal, maar ook in EU- en VN-verband, en dat zullen we ook blijven doen. Met betrekking tot de in deze Kamervragen aangehaalde gebeurtenissen heeft de EU-Ambassadeur de zaak bij het Ministry of Guidance and Religious Endowment aan de orde gesteld, en ook onze ambassadeur ter plaatse stelt godsdienstvrijheid regelmatig aan de orde.
Tegen het regime in Sudan zijn al geruime tijd sancties van kracht, waaronder een VN en EU wapenembargo en sancties gericht tegen personen (zoals reisrestricties en bevriezing van tegoeden) en economische sancties van de VS. De sancties van de VN en EU zijn ingesteld als reactie op de situatie in Darfur. De VS stelde sancties in omdat het vaststelde dat Sudan een bedreiging vormde, onder andere door hun steun voor terrorisme. Op dit moment bestaan er geen verdere plannen voor (internationale) sancties.