Ingediend | 27 oktober 2014 |
---|---|
Beantwoord | 14 november 2014 (na 18 dagen) |
Indieners | Harry van Bommel , Michiel Servaes (PvdA) |
Beantwoord door | Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z18884.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-544.html |
Ja.
De in de artikelen genoemde mensenrechtenschendingen kunnen niet worden bevestigd.
Op basis van het humanitair oorlogsrecht is het executeren van vijandelijke strijders die buiten gevecht zijn gesteld door gevangenschap of verwonding te allen tijde verboden.
Er is geen nadere informatie bekend over de toedracht en de mate van verwoesting in Barzan.
Zie antwoord op vraag 4.
Het is belangrijk dat meer duidelijkheid komt inzake de berichten over Barzan. De plicht tot het doen van onderzoek naar vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht ligt in eerste instantie bij de Iraakse autoriteiten.
Zowel in EU-verband als bilateraal zijn tegen de achtergrond van vermeende schendingen in Barzan de Iraakse en Koerdische autoriteiten, waaronder de Iraakse Minister van Defensie, Minister van Mensenrechten, de President van de Koerdische Autonome Regio en de secretaris-generaal van het Ministerie voor Peshmerga’s, opgeroepen tot het humaan behandelen van gevangenen door Iraakse eenheden en Koerdische strijders.