Ingediend | 9 oktober 2014 |
---|---|
Beantwoord | 18 november 2014 (na 40 dagen) |
Indiener | Marith Volp (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z17663.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-590.html |
Ja.
Het programma brengt het leed dat afstandsmoeders is aangedaan en dat zij nog dagelijks dragen aangrijpend in beeld. Door de tijdgeest, waarin het een schande was om ongehuwd zwanger te worden en er voor vrouwen ook geen mogelijkheid was om zelfstandig in hun onderhoud en dat van het kind te voorzien, voelden vrouwen zich onder druk gezet om hun kind af te staan. De uitzending gaat daarbij in op de rol van de rooms-katholieke kerk, die met zijn gedachtegoed hierin een grote rol speelde. Het taboe op ongehuwde zwangere vrouwen en meisjes leefde tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw evenwel breder in de samenleving.
Het precieze cijfer is moeilijk te achterhalen. Geschat wordt dat er vanaf de inwerkingtreding van de adoptiewet in 1956 ongeveer 20.000 keer afstand is gedaan van een kind. Tot de jaren zeventig kon het om 1.000 kinderen per jaar gaan. Daarna zakten die aantallen snel tot tegenwoordig ongeveer twintig gevallen per jaar. Niet iedere vrouw deed afstand ter adoptie onder dezelfde omstandigheden en onder invloed van de rooms-katholieke kerk. In hoeveel gevallen de rooms-katholieke kerk een factor van betekenis was, is niet bekend.
De situatie van ongehuwde, zwangere vrouwen die afstand moesten doen van hun kind is inderdaad een taboe, dat niet alleen verbonden is aan (instellingen van) de rooms-katholieke kerk, maar als gevolg van de tijdgeest breed maatschappelijk speelde. Uiteraard is het niet aan de overheid om te treden in aangelegenheden tussen de rooms-katholieke kerk en de betrokkenen; de kerk heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Ik doe wel een beroep op de kerk om waar mogelijk deze vrouwen hulp te bieden en ook om de nodige openheid daarbij te betrachten.
De Voogdijraden (vanaf 1956 Raden voor de Kinderbescherming) waren verantwoordelijk voor het regelen van gezag en voogdij voor afstandsbaby’s. Deze baby’s werden toevertrouwd aan de Raad («toevertrouwing aan de Raad» was de maatregel die vooraf kon gaan aan een ontheffing of ontzetting uit het gezag). De Raad deed het adoptieonderzoek en adviseerde de rechter over de gevraagde adoptie.
Erkenning van het leed is belangrijk voor het herstel. Hoewel ik meeleef met de vrouwen die vaak onvoorstelbaar groot leed (hebben moeten) dragen, is mij niet bekend of er bij het gedwongen afstand doen van het kind ook sprake is geweest van illegale activiteiten van overheidswege.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
Er is al het nodige onderzoek verricht en bekend. De heer Deetman heeft in zijn tweede onderzoeksrapport aandacht besteed aan afstandsbaby’s en de rol van de room-katholieke kerk. Ik ben uiteraard niet tegen nieuw onderzoek, maar zie daarin niet direct een rol voor de overheid weggelegd.
De stichting Fiom ontvangt subsidie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om mensen te begeleiden die op zoek zijn naar hun biologische familie. Er melden zich daar jaarlijks geadopteerden die naar hun biologische moeder zoeken en afstandsmoeders die hun afgestane kind zoeken.
Ook bij de Raad voor de Kinderbescherming komen dergelijke verzoeken binnen, waarbij inzicht in het dossier wordt gevraagd De Raad toetst de verzoeken mede op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Rebel (PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het verzwegen leed van afstandsmoeders (ingezonden 9 oktober 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.