Ingediend | 23 september 2014 |
---|---|
Beantwoord | 27 oktober 2014 (na 34 dagen) |
Indieners | Nine Kooiman , Eric Smaling |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z16324.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-343.html |
Zoals ik in antwoord op eerdere Kamervragen2 uiteen heb gezet beschik ik niet over landelijke cijfers over dumpingen van drugsafval. Dat komt onder andere doordat de term «dumpen van drugsafval» in de bedrijfsprocessensystemen van de opsporingsdiensten geen registratiekenmerk is. Het dumpen van drugsafval wordt daardoor op verschillende manieren geregistreerd, bijvoorbeeld als milieufeit of als overtreding van de Opiumwet. Ik beschik wel over cijfers die mij zijn aangeboden door de provincie Noord-Brabant.3 Daaruit blijkt dat er in 2013 ongeveer 150 dumpingen hebben plaatsgevonden in die provincie en dat er in 2014 tot eind mei een aantal van 90 dumpingen is geregistreerd. Een mogelijke verklaring voor de in Brabant waargenomen stijging is dat het verbieden van bepaalde grondstoffen voor de productie van synthetische drugs ertoe heeft geleid dat met andere grondstoffen wordt gewerkt die meer afval genereren, dat vervolgens in het buitengebied wordt gedumpt.
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel milieuschade drugsafval veroorzaakt hangt af van de mate waarin het afval in aanraking komt met de grond, het grondwater of het oppervlaktewater. Deze milieuschade kan aanzienlijk zijn.
In het belang van de opsporing doe ik geen mededelingen over de wijze waarop de opsporing van laboratoria in zijn werk gaat. De TaskForce Brabant Zeeland (TaskForce BZ) speelt een belangrijke aanjagende rol bij de gezamenlijke aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit, waaronder de productie van synthetische drugs. Ik ondersteun deze aanpak in Brabant en Zeeland onder meer door het leveren van een financiële bijdrage. In 2014 betreft mijn bijdrage € 750.000 voor het werk van het Integraal Afpakteam Brabant Zeeland en € 500.000 voor de andere activiteiten van de TaskForce BZ.
Vanuit mijn ministerie wordt tevens jaarlijks een bedrag van € 520.000 in de algemene bijdrage voor de politie gereserveerd voor de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO). De capaciteit van de LFO is in 2014 verdubbeld van 4 naar 8 coördinatoren. De daarmee gepaard gaande kosten bedragen € 1.223.000.
De aanpak van synthetische drugs is een van de prioriteiten binnen de intensivering van de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Zuid-Nederland. De intensivering geschiedt door prioritering binnen de bestaande capaciteit van de regionale eenheden in Zuid-Nederland en de Landelijke Eenheid. De drie politie-eenheden leveren ieder 25 medewerkers en de Landelijke Eenheid levert 50 medewerkers. Dit komt neer op een totaal van 125 medewerkers welke vanuit vaste ondermijningsteams gaan opereren (dedicated capacity). Deze specifieke politiecapaciteit wordt met name ingezet op «korte klappen»: direct en zichtbaar reageren op signalen van georganiseerde misdaad. Hier horen ook acties ten aanzien van drugdumpingen bij. Een belangrijk onderdeel van de aanpak van synthetische drugs is tevens het verstoren van het productieproces. Het wordt criminelen moeilijk gemaakt om aan het benodigde gereedschap en de chemische grondstoffen te komen, bijvoorbeeld door intensieve internationale samenwerking met de bronlanden van deze grondstoffen. Naast deze aanpak aan de voorkant loopt in Noord-Brabant een project gericht op de aanpak van dumpingen. Diverse partners werken daarin samen om de gevolgen van de drugsdumpingen en de daarmee gepaard gaande opruimkosten te beperken. Ook wordt er in het kader van dit project door politie en openbaar ministerie (OM) bij drugsdumpingen onderzocht of naast een mogelijk strafrechtelijk vervolg, de opruimkosten kunnen worden verhaald op de dader(s).
De buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) die werkzaam zijn in het buitengebied worden vaak als eerste met een dumping van drugsafval in het bos of in een sloot geconfronteerd. In Noord-Brabant is een protocol ontwikkeld hoe zij dan moeten handelen. Boa’s richten zich dus niet specifiek op preventie en aanpak van drugslozingen, maar worden er in hun dagelijkse werk mee geconfronteerd. De inzet van Boa’s wordt bepaald door de werkgevers (gemeenten, waterschappen en grondeigenaren zoals Staatsbosbeheer).
Zie antwoord vraag 5.
De kosten waarmee grondeigenaren worden geconfronteerd om gedumpt drugsafval op te ruimen dienen primair ten laste te komen van de dader. Als politie en OM erin slagen om degene te vinden die voor een drugsdumping verantwoordelijk is, wordt tevens onderzocht of de kosten op diegene kunnen worden verhaald. In een recente uitspraak (d.d. 6 augustus 2014) van de Raad van State is bepaald dat de grondeigenaar niet zonder meer verantwoordelijk kan worden gehouden voor drugsdumpingen die buiten zijn schuld en medeweten op zijn terrein zijn gedaan.4
Hierbij bericht ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, dat de schriftelijke vragen van de leden Smaling en Kooiman (beiden SP) naar aanleiding van het bericht in de Gelderlander dat de gemeente Neder-Betuwe dumping van drugsafval hard gaat aanpakken (ingezonden 23 september 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.