Ingediend | 15 september 2014 |
---|---|
Beantwoord | 10 november 2014 (na 56 dagen) |
Indieners | Geert Wilders (PVV), Lilian Helder (PVV) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | burgerlijk recht openbare orde en veiligheid recht terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z15754.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-511.html |
Ja.
In Nederland is sprake van een verbod op IS. Dit vloeit voort uit de plaatsing van IS op de EU sanctielijst in combinatie met de relevante bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (in het bijzonder het derde lid van artikel 20 van boek 2 en artikel 117 en 123 van boek 10; verder «BW») en in combinatie met artikel 140a Wetboek van Strafrecht (Sr).
Op grond van het derde lid van artikel 20 van boek 2 BW is een rechtspersoon vermeld op de EU-sanctielijst van rechtswege verboden. De organisatie IS is onder diverse benamingen opgenomen op de EU-sanctielijst. Dit betekent dat IS ingevolge het derde lid van artikel 20 van boek 2 in Nederland geen rechtspersoonlijkheid kan verkrijgen.
Daarnaast is een op de EU-sanctielijst geplaatst samenwerkingsverband zoals IS ook zonder rechtspersoonlijkheid van rechtswege verboden op grond van de artikelen 117 en 123 van boek 10 BW.
Ook anderszins kan IS in Nederland niet legaal georganiseerd zijn. Er is immers sprake van een terroristische organisatie. Deelneming aan een dergelijke organisatie is verboden en strafbaar op grond van artikel 140 a Sr. Deelnemers aan een dergelijke organisatie kunnen dan ook via het strafrecht worden aangepakt.
Mijn uitspraak over Martijn zag op de wijze waarop een verbod van een organisatie in het algemeen geregeld is. Deze algemene regeling is vervat in het eerste en tweede lid van artikel 20 van boek 2 Burgerlijk Wetboek (BW) en houdt in dat een verbod alleen mogelijk als sprake is van een organisatie met rechtspersoonlijkheid naar Nederlands recht. Zoals gezegd kan IS in Nederland geen rechtspersoonlijkheid verkrijgen. Een verbodsprocedure op grond van het eerste en tweede lid van artikel 20 van boek 2 BW is dan ook niet aan orde.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Ja, dat heb ik gezegd. Daarmee doelde ik op het feit dat in Duitsland een afzonderlijk besluit nodig is om over te kunnen gaan tot een verbod, terwijl in Nederland sprake is van een verbod van rechtswege. Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 2 tot en met 4 en 7 tot en met 9.
Zie antwoord vraag 5.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Helder en Wilders (beiden PVV) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «Nederland kan IS alleen verbieden op initiatief van het OM» (ingezonden 15 september 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.